AV1A 21 april

Deze les
Gaan we aan de slag met zinsdelen en met de pitches.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Deze les
Gaan we aan de slag met zinsdelen en met de pitches.

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
Je kunt een zin in delen verdelen: de zinsdelen. Er is een heel gemakkelijke manier om dat te doen. Onthoud het volgende: Alles wat voor de persoonsvorm staat of kan staan is één zinsdeel.
Zodra je dus weet wat de pv (persoonsvorm) is, maak je steeds (in je hoofd) een andere zin. Tussen de zinsdelen zet je streepjes.

Ik heb dat cadeau op maandag aan Greetje gegeven.
Ik heb dat cadeau aan Greetje gegeven.
Dat cadeau heb ik aan Greetje gegeven.
Aan Greetje heb ik dat cadeau gegeven.

De zinsdelen zijn dus: Ik | heb | dat cadeau | aan Greetje | gegeven.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Zinsdelen
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
- Wat is de persoonsvorm? Vraagzin / andere tijd
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
-  Wat is het onderwerp? Wie / wat + pv
- Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
 Wat is het lijdend voorwerp? Wie / wat + pv + o
- Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
 


Slide 4 - Slide

Zinsdelen
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
 - Wat is de persoonsvorm? Vraagzin / andere tijd
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
 - Wat is het onderwerp? Wie / wat + pv
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.
 - Wat is het lijdend voorwerp? Wie / wat + pv + o
Zijn broertje maakte die lastige breuken zonder fouten.

Zijn broertje / maakte / die lastige breuken / zonder fouten


Slide 5 - Slide

Verdeel de zin in delen. 
en maak de persoonsvorm en het wwg dikgedrukt.

1. Het onverwachte ongeluk was goed afgelopen.
2. Bijna vergat ik mijn leuke boek.
3. Wie komt mij helpen?
4. Wij willen dat niet.
5. Heeft de postbode jullie een grote brief gebracht?


Slide 6 - Slide

Nakijk
Het onverwachte ongeluk ㅣ was ㅣ goed ㅣ afgelopen.
Bijna ㅣ vergat ㅣ ik ㅣ mijn leuke boek.
Wie ㅣ komt ㅣ mij ㅣ helpen?
Wij ㅣ willen ㅣ dat niet.
Heeft ㅣde postbode ㅣ jullie ㅣ een grote brief ㅣ gebracht?

Slide 7 - Slide

Verdeel de zin in delen
Onderstreep het lijdend voorwerp.

1. In de verte zag ik een groot schip.
2. Moeder zet het zusje een groene muts op.
3. De schoonmaker maakte de vieze school schoon.
4. Om zes uur wordt de nieuwe krant gebracht.
5. De lekkende pen wordt in de prullenbak gegooid.

Slide 8 - Slide

Nakijk
In de verte │ zag │ ik │ een groot schip.
Moeder │ zet │ het zusje │ een groene muts │ op.
De schoonmaker │ maakte │ de vieze school │ schoon.
Om zes uur │ wordt │ de nieuwe krant │ gebracht.
De lekkende pen │ wordt │ in de prullenbak │ gegooid.

Slide 9 - Slide

Werken aan huiswerk
Open document 'zinnen ontleden' in Magister.
timer
10:00

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Maak het document zinnen ontleden voor vrijdag.
Mensen thuis mogen verder werken aan het verslag.
Mensen in de les gaan pitchen.

Vrijdag antwoordformulier en dan krijgen jullie een oefentoets voor in de vakantie.


Slide 11 - Slide