H1.4 (deel 1)

1.3 Budgetteren moet je leren (deel )
Huishoudelijke uitgaven:
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
Vraag 30
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.3 Budgetteren moet je leren (deel )
Huishoudelijke uitgaven:
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat
Vraag 30

Slide 1 - Slide

1.3 Budgetteren moet je leren (deel 2)
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren. 
Reserveren:
Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 2 - Slide

Vraag 33

Slide 3 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Koopkracht?
Koopkracht:
de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen

Slide 4 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 5 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Stel, de prijzen stijgen met 2%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?
  • Vervolgens stijgt je loon met 4%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?

Slide 6 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.

Slide 7 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
oud(nieuwoud)100=procentuele.verandering

Slide 8 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • In 2000 kostte een brood gemiddeld €1,02. In 2016 kostte een brood gemiddeld €1,17.
  • Met hoeveeel procent is de prijs van brood toegenomen?

Slide 9 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • In 2000 kostte een brood gemiddeld €1,02. In 2016 kostte een brood gemiddeld €1,17.
  • Met hoeveel procent is de prijs van brood toegenomen?
oud(nieuwoud)100=procentuele.verandering
14,7%
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=80345NED

Slide 10 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 11 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • Deflatie
Inflatie:
een algemene stijging van de prijzen
Deflatie:
een algemene daling van de prijzen

Slide 12 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)

Slide 13 - Slide

Een voorbeeld...
1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • De inflatie is 2,5%
  • Het inkomen van Puck stijgt met 1,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Puck?
  • Het inkomen van Ariana stijgt met 3,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Ariana?

Slide 14 - Slide

Vandaag:
  • leggen we het laatste deel van hoofdstuk 1 uit
  • maken we het hoofdtuk af
  • gaan we oefenen voor het proefwerk

Slide 15 - Slide

algemene prijsstijging woningmarkt 

Slide 16 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.
Indexcijfer:
laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).

Slide 17 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
2015 is het basisjaar.
In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015.
In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.
Waat weet je nu?
  • In 2018 is het indexcijfer van de lonen 106
  • De koopkracht is gestegen
  • In 2018 is de stijging van de koopkracht 2%

Slide 18 - Slide

  • Wat is het basisjaar?
  • Was er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
  • Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald?
1.4 alles wordt duurder (deel 1)

Slide 19 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel

Slide 20 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel
Indexcijfer=getal.basisjaarnieuw.getal100

Slide 21 - Slide

1.4 alles wordt duurder (deel 1)
  • Samen bereken we het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2013
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2015
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2016

Slide 22 - Slide

NAKIJKEN 
t/m opgave 46 
Klaar? 


Maak een aantal rekenopgaven van blz 32 en 33
daag je zelf uit: Maak  Bladzijde 36 en 37
of maak een samenvatting

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 25 - Quiz

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 26 - Quiz

Margo kreeg vorig jaar €75 kleedgeld per maand. Sinds dit jaar krijgt zij €85 kleedgeld per maand. Bereken de procentuele toename.
A
13,3%
B
13,5%
C
11,7%
D
11,8%

Slide 27 - Quiz

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Link

Volgende les:
Indexcijfers

Slide 30 - Slide