Financieel 1, Examen opdracht 1 t/m 10

Proefexamen 1
Vragen bespreken
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Proefexamen 1
Vragen bespreken

Slide 1 - Slide

1. Tot welke kostencategorie behoort het serviceonderhoud van machines door een gespecialiseerd bedrijf?
A
Afschrijvingen
B
Duurzame productiemiddelen
C
Verzekeringskosten

Slide 2 - Quiz

2. Een bedrijf heet een negatieve veiligheidsmarge van 10%.
Wat houdt dit in?
A
Dat de afzet nog met 10% mag dalen voordat er verlies wordt geleden.
B
Dat de afzet nog 10% moet stijgen voordat er winst wordt gemaakt.
C
Dat er tenminste 10% brutomarge wordt behaald.

Slide 3 - Quiz

3. Een winkel heeft voor €15.000,- beveiligingsapparatuur aangeschaft. Zij schrijft dit elk jaar af met 60% van de boekwaarde.
Wat zijn de afschrijvingskosten in het derde jaar?
A
€1.440,-
B
€3.240,-
C
€9.000,-

Slide 4 - Quiz

Uitwerking 3
  • Jaar 1 -> (€15.000/100) x 60 = €9.000 afschrijving.​
  • waarde aan het einde van jaar 1 -> €15.000 - €9.000 = €6.000​

  • Jaar 2 -> (€ 6.000/100) x 60 = €3.600 afschrijving.​
  • waarde aan het einde van jaar 2 -> € 6.000- €3.600 = €2.400​

  • Jaar 3 -> (€ 2.400/100) x 60 = €1.440 afschrijving.​
  • schrijf niet de waarde op, want er wordt alleen gevraagd naar de afschrijving!​

Slide 5 - Slide

4. Wat is een kenmerk van constante kosten?
Constante kosten ...
A
Veranderen niet
B
Zijn goed voorspelbaar en dus goed te budgetteren
C
Zijn onafhankelijk van de afzet

Slide 6 - Quiz

5. Een winkelier verkoopt overhemden voor €50,- inclusief 21% btw. De winstmarge bedraagt 30% van de verkoopprijs. Het opslagpercentage voor de indirecte kosten is 50% van de inkoopprijs.

Wat is de berekening van de maximale inkoopprijs per overhemd?
A
€50,00 - €8,68 - €12,40 - €14,46 = €14,46
B
€50,00 - €8,68 - €12,40 - €9,64 = €19,28
C
€50,00 - €15,00 - €11,63 = €23,33

Slide 7 - Quiz

Brutowinst berekening
Consumentenprijs      €50,00​   121%
Btw                                  €8,68     21%        (€50,00/121)*21
                                         _______________ -
Verkkoopprijs               €41,32    100%
Brutowinst.                    €12,40   30%     (€41,32/100)*30

kostprijs berekening
Verkkoopprijs               €41,32    100%
Brutowinst.                   €12,40   30%        (€41,32/100)*30
                                         _______________  -
Kostprijs.                        €28,92   70%  

Indirecte kosten berekening
Kostprijs.                        €28,92   70%     150%

Inkoopprijs.                   €19,38                100%.     (28,92/150)*100
                                         _______________________ -
Indirecte kosten          € 9,64                50%        (28,92/150)*50

Slide 8 - Slide

Consumentenprijs
€50,00
121%
Btw
€8,68
21%
Verkoopprijs
€41,32
100%
Brutowinst
€12,40
30%
Kostprijs
€28,92
70%
150%
Inkoopprijs
€19,28
100%
Indirecte kosten
€9,64
50%

Slide 9 - Slide

6. Boekhandel 'De IJsbeer" heeft voor een verbouwing €180.000,- geleend. Zij lost €30.000,- jaar af, altijd op 1 juli. De eerste aflossing vindt al in het eerste jaar plaats. De rente bedraagt 5,7%
Hoeveel rente moet 'De IJsbeer' in het derde jaar betalen?

Slide 10 - Open question

Uitwerking 6
In het derde jaar, wat betekent dat er al twee jaren aflossing heeft plaatsgevonden: ​
€180.000 – (2. €30.000) = €120.000 bedraagt de lening in het derde jaar:​

Rente per jaar uitrekenen: (€120.000/100 x 5,7 = €6.840​
Periode: (jan – jun) (€6.840/12 mnd) x 6 = €3.420​

Rente per jaar uitrekenen: (€90.000/100) x 5,7 = €5.130​
Periode (jul – dec) (€5.130/12 mnd) x 6 = €2.565​

€2.565​ + €3.420​ = €5.985,00

Slide 11 - Slide

7. Hoeveel bedraagt de boekwaarde na drie jaar?

Slide 12 - Open question

Uitwerking 7
Berekening boekwaarde: 
(Aanschafwaarde - Restwaarde) / economische levensduur = Afschrijvingskosten 

Afschrijving = (30.000 - 6.000) / 8 = 3.000
Boekwaarde na drie jaar: 30.000 - 3 * 3.000= €21.000

Slide 13 - Slide

8. bereken de break-even omzet van de dichtbundel.
Laat je berekening zien.

Slide 14 - Open question

Uitwerking 8
Break-even afzet = Constante kosten/ (Verkoopprijs - Variabele kosten per stuk)

€1.500/ (€4,95 - €0,75) = 357,14 stuks
Dit ronden we af naar boven, we kunnen immers geen 0,14 stuks verkopen. 
Break- even afzet is dus 358 stuks

Break-even omzet = BEA * Verkoopprijs

358 * €4,95 = €1.772,10

Slide 15 - Slide

9. Bereken de veiligheidsmarge op 1 decimaal

Slide 16 - Open question

Uitwerking 9
Veiligheidsmarge = werkelijke omzet - BEA) / Werkelijke omzet

(1.000-3580) / 1.000 = 64,2%

Slide 17 - Slide

Schrijf twee vaste kosten

Slide 18 - Mind map

uitwerking 10
Voorbeelden van vaste kosten zijn:
  • Instelkosten
  • Auteurskosten
  • Afschrijfingskosten
  • Huur van het gebouw
  • Personeelskosten 

Slide 19 - Slide