Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje
Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 6.2 (blz. 176-177).
timer
5:00
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3M P2 les 8 nettowinst
Ga zitten volgens de plattegrond.
Op tafel: etui, boek, schrift, rekenmachine en wisbordje
Maak de startopdracht zelfstandig in stilte.
Klaar? Lees de leerteksten van 6.2 (blz. 176-177).
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Bespreken
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Ik kan berekenen hoe de omzet tot stand komt door gebruik te maken van de afzet en de verkoopprijs.
Ik kan de brutowinst berekenen op basis van de omzet en de inkoopwaarde.
Ik kan verschillende rekenvaardigheden toepassen om het nettoresultaat te berekenen.
Slide 3 - Slide
Programma
Startopdracht
Voorkennis
Uitleg omzet - inkoopwaarde
Uitleg brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst
Toepassen
Afsluiting
Slide 4 - Slide
Voorkennis
Slide 5 - Slide
Intertoys heeft de afgelopen jaren een stijging in de verkoop gezien, waardoor de totale opbrengsten zijn toegenomen met 30%. Leg uit hoe dit mogelijk is.
Slide 6 - Open question
Uitleg
Slide 7 - Slide
Omzet (totale opbrengsten)
verkoopprijs
omzet
100
€ 2,50
×
×
=
=
€ 250
afzet
Aantal verkochte producten.
Opbrengst van de verkopen.
Slide 8 - Slide
Wisbordje ready?
Slide 9 - Slide
Schrijf op je wisbordje.
De afzet in je smoothiebar was deze maand 3.480 smoothies. De verkoopprijs is € 4,20 per stuk.
Bereken je omzet van deze maand.
Slide 10 - Slide
Schrijf op je wisbordje.
Bereken de ontbrekende getallen.
Slide 11 - Slide
Uitleg
Slide 12 - Slide
Brutowinst
inkoopwaarde
brutowinst
€ 250
€ 60
−
−
=
=
€ 190
omzet
afzet × verkoopprijs
Het totaalbedrag dat je betaalt voor de inkoop van producten.
Slide 13 - Slide
Nettoresultaat
Kosten die het bedrijf maakt.
bedrijfskosten
nettoresultaat
€ 190
€ 80
−
−
=
=
€ 110
brutowinst
De winst die de zelfstandige verdient of verlies
Slide 14 - Slide
Nettoresultaat
inkoopwaarde
brutowinst
−
−
=
=
omzet
brutowinst
bedrijfskosten
Nettoresultaat
Slide 15 - Slide
Wisbordje ready?
Slide 16 - Slide
Nettoresultaat
Bedrijfskosten
Nettowinst
Omzet
Inkoopwaarde
Brutowinst
−
−
Omzet
€ 760.000
Inkoopwaarde
€ 460.000
Personeelskosten
€ 80.000
Huur
€ 60.000
Overige kosten
€ 40.000
Slide 17 - Slide
Voorbeeld
a. Bereken de omzet.
b. Bereken de brutowinst.
c. Bereken de nettoresultaat
Afzet
300
Verkoopprijs
€ 60
Inkoopwaarde
€ 4.800
Bedrijfskosten
€ 6.200
Slide 18 - Slide
Toepassen
Wat?
§ 6.2 opdracht 8 t/m 10 (blz. 176-177)
Hoe? Zelfstandig met overleg.
Klaar? Maak de plusopdrachten.
timer
15:00
Slide 19 - Slide
Afsluiting
Slide 20 - Slide
Wisbordje ready?
Slide 21 - Slide
1. De opbrengst van de verkopen.
2. Het totaalbedrag dat je betaalt voor de inkoop van producten.
3. Het aantal verkochte producten.
4. Brutowinst − bedrijfskosten = ...
5. Omzet − inkoopwaarde = ...
a. Inkoopwaarde
b. Nettowinst
c. Afzet
d. Brutowinst
e. Omzet
Slide 22 - Drag question
Pak je agenda!
Voor de volgende les
- 6.1 opdracht 1 tot en met opdracht 10 (blz. 176-177)
- samenvatting 6.1 maken - neem alle begrippen en berekeningen in je samenvatting