Mi BARRIO

SEMANA 3
MI BARRIO
1 / 61
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 61 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SEMANA 3
MI BARRIO

Slide 1 - Slide

¡Buenos días!
1. Warm-up 
            2. Mi barrio - part 1
           3. Outside activity
PAUSA
4. Proyecto 
Selección de España en la Eurocopa 20234

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Las preposiciones
encima de - (boven)op                           al lado de - naast
debajo de - onder                                     a la izquierda de - links van
delante de - voor                                       a la derecha de - rechts van 
detrás de - achter
 entre - tussen(in)

Let op: de + el = del

Slide 4 - Slide

Gebruik van hay, no hay... ¿Qué hay en tu barrio?

Slide 5 - Slide

Verbos estar-hay
Estar=Zich bevinden
hay=Er is/zijn

Ejemplos: 
Mi barrio está en Ámsterdam.
En mi barrio  hay  muchos (a lot of/veel) restaurantes.

Slide 6 - Slide

en mi barrio 
timer
1:00
hay una estación de metro
hay una panadería
hay un gimnasio
Hay una escuela
Hay una piscina

Slide 7 - Drag question

¿Qué hay en tu barrio?
En mi barrio (no) hay UN/UNA...
timer
5:00

Slide 8 - Slide

La panadería
La tienda de ropa
El hospital
La estación
El cine
La pescadería
El banco

Slide 9 - Drag question

¿Qué hay en el barrio de la escuela?

Slide 10 - Slide

Que hay en el barrio de mi escuela?
Upload 10 plaatjes van plekken in onze barrio met de namen
TIME: 30 minutos 

Link to Padlet 
https://padlet.com/patyuba87/file-manager-2vkqro3vcklvprdq


Slide 11 - Slide

Mi barrio
¿Qué hay en tu barrio? En mi barrio hay
  • Mi barrio está en Amsterdam = bevindt zich
  • En mi barrio hay un hotel = er is
  • En mi barrio no hay un museo = er is geen

Slide 12 - Slide

¿Qué hay en tu barrio? Verplicht opdracht 

Vul deze zinnen aan met informatie over jouw wijk:

Mi barrio está en:   ________________________
En mi barrio hay muchos/muchas: ________________
En mi barrio hay  ____________________
En mi barrio hay un/una: _____________________
En mi barrio no hay: __________________
Mi barrio es ______________________


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Mi ciudad y mi barrio
Tarea 1.3 "aquí vivo yo"

Slide 15 - Slide

¿qué hay en tu barrio?

Slide 16 - Mind map

¿Tiempo libre?

Slide 17 - Slide

una calle - een straat
una plaza - een plein

Slide 18 - Slide

una panadería - een bakkerij
una piscina - een zwembad

Slide 19 - Slide

 una oficina de correos - een postkantoor
un ayuntamiento - een Gemeentehuis

Slide 20 - Slide

un gimnasio
un cajero - een geldautomaat

Slide 21 - Slide

una panadería

Slide 22 - Slide

una comisaría de policía
una estación de metro
        de tren - trein station 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Un camino por Murcia
Ga via google maps rond kijken in Murcia. 
Schrijf 3 zinnetjes over:
  •  waar Murcia zich bevind.
  • Hoe Murcia is. 
  • wat er allemaal is in Murcia. 

Slide 29 - Slide

¿En qué tienda (= winkel) puedes encontrar estos objetos?
Apúntalo en tu cuaderno. 
Por ejemplo:
El bolígrafo, en la papelería

Slide 30 - Slide

Mi barrio
En tu cuaderno, relaciona las palabras con los edificios y comercios del mapa

compañeros, p. 62

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

8

Slide 33 - Video

mooi
A
interesante
B
grande
C
bonito
D
pequeño

Slide 34 - Quiz

een oude kerk
A
plazas pequeñas
B
parques bonitos
C
un palacio histórico
D
una iglesia antigua

Slide 35 - Quiz

een smalle straat
A
una plaza pequeña
B
una tienda cara
C
una calle estrecha
D
una iglesia antigua

Slide 36 - Quiz

de stad
A
el centro
B
la ciudad
C
el pueblo
D
el país

Slide 37 - Quiz

veel winkels
A
muchas iglesias
B
muchos palacios
C
muchos hoteles
D
muchas tiendas

Slide 38 - Quiz

klein
A
grande
B
pequeño
C
bonito
D
interesante

Slide 39 - Quiz

Welk werkwoord gebruiken we voor 'er is/er zijn'?

Slide 40 - Open question

hay un castillo

hay dos iglesias

hay muchas tiendas

hay pocos bares
er is een kasteel

er zijn 2 kerken

er zijn veel winkels

er zijn weinig bars 

Slide 41 - Slide

Hola, soy Silvia

Soy de Valencia, pero vivo en Málaga

Málaga es una ciudad histórica
tiene museos interesantes.





Waar woont Nuria?

Wat is Málaga voor een stad?

Wat heeft Málaga? 

Slide 42 - Slide

En el centro de la ciudad 
hay una iglesia antigua, 
hay parques bonitos 
hay un palacio histórico. 

También  hay plazas pequeñas y 
una catedral impresionante. 
Wat is er in het centrum 
van de stad?




Wat is er ook  in het centrum?

Slide 43 - Slide

La capital de España betekent...
A
Het centrum van Spanje
B
Een stad in Spanje
C
De hoofstad van Spanje
D
Een grote stad in Spanje

Slide 44 - Quiz

Wat betekent "esto es el centro turístico de Madrid?

Slide 45 - Open question

Tiendas
Cines
Teatros
Una calle importante
Winkels
Theater
Bioscopen
Een belangrijke straat

Slide 46 - Drag question

Wat betekent "plaza"?

Slide 47 - Open question

Wat betekent "una plaza famosa"?
Wat betekent "un parque famoso"?

Slide 48 - Open question

"Hay un parque" betekent...

A
Het park bevindt zich
B
Er is een park
C
Er zijn parken
D
Er is een parkiet

Slide 49 - Quiz

¿Cuál es un monumento representativo de Holanda?

Slide 50 - Open question

¿Qué significa "barrio"? Zoek het in het woordenboek op.

Slide 51 - Open question

in deze les
de weg vragen 
pedir direcciones
de weg uitleggen
dar direcciones
voorzetsels
preposiciones
TAREA FINAL

Slide 52 - Slide

Lesdoelen
- overzicht voorzetsels
- grammatica voorzetsels
- barrio oefenen - je barrio ontwerpen

Slide 53 - Slide

II. El barrio
- Elke klasgenoot stelt 2 vragen met: 
¿Dónde está....
voorbeeld: ¿dónde está la tienda?
je mag ze achter of beneden schrijven

- In een blad apart schrijf de juiste/mogelijke antwoorden

Slide 54 - Slide

Preguntar y dar direcciones
Je ontvangt in tweetallen een opdrachten kaartje. 

Schrijf samen de juiste route uit in het Spaans. Gebruik de gebiedende wijs (tú), noteer de route in je schrift. Klaar? Ik kom de route controleren.


Slide 55 - Slide

¿Dónde está ....?
Beantwoord onderstaande vragen, maak steeds gebruik van een ander voorzetsel.

  • ¿Dónde está la biblioteca? 

  • ¿Dónde está el hotel? 

  • ¿Dónde está el supermercado? 

  • ¿Dónde está la escuela? 

Slide 56 - Slide

TB nr. 1 p.77
La ropa
¿Qué hay en la mochila roja?
spijkerbroek- rok - jas - trui -zonnebril - bergschoenen - overhemd - t-shirt - hoed - 
 sokken  
¿De qué color es?
Es un jersey azul/una camiseta blanca

Slide 57 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden die een kleur aanduiden

mannelijk 
vrouwelijk
enkelvoud
blanco 
verde
azul
blanc
verde
azul
meervoud
blancos
verdes
azules
blancas 
verdes
azules

Slide 58 - Slide

los colores
y..... blanco/a - gris - 
¡Ojo!
Bijvoeglijke nmw. die oorspronkelijk een zelfst. nmw. zijn, (rosa, naranja, violeta) hebben géén mannelijke vorm maar wel een meervoudsvorm. 
un lápiz rosa        - dos lapices rosas
un pulpo violeta - dos pulpos violetas
 

Slide 59 - Slide

voor
tegenover
achter
onder
naast
tussen
links van
delante de
detrás de
enfrente de
entre
debajo de
al lado de
A la izquierda de

Slide 60 - Drag question

Slide 61 - Slide