Werkwoorden nt2

Wat doe ik?
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolMBOvmbo bLeerroute VBLeerroute 1Leerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wat doe ik?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1. Ik weet wat een werkwoord is.
2. Ik weet wat vervoegen is. 
3. Ik weet hoe ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd kan vervoegen.

Slide 2 - Slide

Wat is een werkwoord?
1. Iets wat je kunt doen: lopen, rennen, voetballen, kijken
2. Vervoegen:

ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
wij hebben
jullie hebben
zij hebben

Slide 3 - Slide

Sleep alle werkwoorden naar 'werkwoorden'
Alles wat geen werkwoord is sleep je naar 'geen werkwoord'.
Werkwoord
Geen werkwoord
huis
goede
verhuizen
heb
zijn
hond
tafel
bloempje
tas
rood
tent
bijzonder
denken
lopen
huilen
moeten
wil
geeft

Slide 4 - Drag question

schrijven  
Ik schrijf een briefje.
Sofie (zij) schrijft een briefje.
Jullie schrijven een briefje.

Let op!
Werkwoorden met een v in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een f.

Slide 5 - Slide

lezen
Ik lees een boek.
Liam (hij) leest een boek.
Matteo en Brandon (zij) lezen een boek.

Let op!
Werkwoorden met een z in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met een s.

Slide 6 - Slide

bidden
Ik bid in de moskee.
Sofie (zij) bidt in de moskee.
Jullie bidden in de moskee.

Let op!
Werkwoorden met twee dd/ss/pp... in het midden -->ik/jij/hij/zij-vorm met één d/s/p...

Slide 7 - Slide

weten
Ik weet veel. 
Liam (hij) weet meer dan jij.
Matteo en Brandon (zij) weten het meest van bomen.

Let op!
Werkwoorden met een lange klank en één letter in het midden e/a/u-->ik/jij/hij/zij-vorm met twee ee/aa/uu...

Slide 8 - Slide

Ik ......................... melk. (drinken)
A
drink
B
drinken
C
drinkt

Slide 9 - Quiz

Hij .............naar school. (lopen)
A
loop
B
lopen
C
loopt

Slide 10 - Quiz

Jullie..........brood met kaas. (eten)
A
eet
B
eten
C
eeten

Slide 11 - Quiz

Gabin.........een boek. (lezen)
A
leezt
B
leest
C
lees
D
lezen

Slide 12 - Quiz

Omkar .........naar Nederland. (verhuizen)
A
verhuizt
B
verhuis
C
verhuizen
D
verhuist

Slide 13 - Quiz

De man ........op straat. (lopen)

Slide 14 - Open question

Ik.......... naar de overkant. (rennen)

Slide 15 - Open question

De leerlingen.........in het lokaal. (zitten)

Slide 16 - Open question

slapen
Het meisje ... in bed.

Slide 17 - Open question

tekenen
De meester ... op het bord.

Slide 18 - Open question

De docent ..........een cijfer. (geven)
A
geevt
B
geeft
C
geef
D
geven

Slide 19 - Quiz

Ik ..... op de stoel.
A
zit
B
zitten
C
leer
D
leren

Slide 20 - Quiz

Jij ..... naar het raam.
A
zit
B
zitten
C
wijst
D
wijzen

Slide 21 - Quiz

Jullie ... in de klas.
A
zit
B
zitten
C
leer
D
leren

Slide 22 - Quiz

Hij ... naar de meester.
A
lezen
B
leest
C
kijken
D
kijkt

Slide 23 - Quiz

Wij ... naar het bord.
A
zit
B
kijken
C
kijk
D
kijkt

Slide 24 - Quiz

Ik ..... op het papier.
A
schrijft
B
schrijf
C
schrijv
D
schrijven

Slide 25 - Quiz

De jongen .... in bed.
A
slaap
B
slaapt
C
slapen
D
slap

Slide 26 - Quiz

Het meisje .... op de stoep.
A
sta
B
staan
C
staat
D
stat

Slide 27 - Quiz

De leerlingen ... naar sport.
A
lopen
B
loopt
C
loop
D
lop

Slide 28 - Quiz

Jullie ... de koptelefoon.
A
pak
B
pakt
C
pakken
D
paken

Slide 29 - Quiz

zitten
Ik .... op de bank.

Slide 30 - Open question

praten
Hij .... met de juf.

Slide 31 - Open question

doen
Zij ... haar boek in de tas.

Slide 32 - Open question

liggen
De tas ... op de grond.

Slide 33 - Open question

komen
De leerlingen .... in de klas.

Slide 34 - Open question

lopen
De jongen ... naar de supermarkt.

Slide 35 - Open question

pakken
Ik ... de Ipad.

Slide 36 - Open question

De juf .... naar de klas.

Slide 37 - Open question

de jongen.....naar school
A
eet
B
fietst
C
slaapt
D
maakt

Slide 38 - Quiz

wij ....veel vlees
A
lopen
B
maken
C
eten
D
drinken

Slide 39 - Quiz

Hoe ...jij? mijn naam is Mark.
A
loop
B
heet
C
vraag
D
adres

Slide 40 - Quiz

Ik ...in Hoofddorp.
A
leer
B
denk
C
woon
D
slaapt

Slide 41 - Quiz

...is je telefoonnummer?
A
zeg
B
praat
C
wat
D
hoeveel

Slide 42 - Quiz

Ik speel voetbal, dat vind ik...
A
leuk
B
lopen
C
denken
D
kijken

Slide 43 - Quiz