Les 25 P4 2HV Gustar + hh stof cap 3

¡Bienvenidos a tu clase de español!
25
Hoy es miércoles
8 de junio de 2022
1 / 40
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
25
Hoy es miércoles
8 de junio de 2022

Slide 1 - Slide

Prepárate para la clase
Maak je klaar voor de les...
timer
1:00
¡Importante!
  • Tu portátil aún está cerrado 
Je laptop is nog dicht.
  • Tu móvil está apagado en y tu bolsa o mochila, la cual está al suelo
Je mobiel is uit en in je tas en die staat op de grond.
  • Tienes tu cuaderno, portátil y bolígrafo
Schrift, laptop en pen heb je bij je.
  • ¡Haz caso y guarda el silencio!
 Let op! Oren open en wees stil!


Slide 2 - Slide

Los objetivos de esta clase
 (De doelen voor deze les...)
1) Je leert de betekenis van GUSTAR; leuk vinden, lekker vinden.

2) We doen een quiz met allerlei 
andere basiswerkwoorden;
zoals TENER,  ESTAR en SER

Slide 3 - Slide

El programa de hoy
1)  nakijken HW:  opdr. 15b +16 (7-10m)
2) UiTLEG GUSTAR (8m)
Zelfstandig werken: pag 54-57 (25 m)
3) Quiz over: tener, ser estar hay
+ vocabulario 3.1 , 3.2, 3.3







  
Het lesprogramma van vandaag:

Slide 4 - Slide

  • Me gusta = ik vind leuk, ik vind lekker

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Dus: bij gustar...
  1. Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA en GUSTAN 
  2. GUSTA (bij enkelvoud, als het werkwoord direct erna komt, of bij enkelvoud, bij één zaak) 
  3. GUSTAN (bij meervoud, bij meerdere zaken)
  4. Heb je ook een meewerkend voorvoegsel. (LE / LES ipv -SE)
  5. Voor enkelvoud/ meervoud kijk je wat achter GUSTAR staat
  6. NO komt voor het werkwoord. También/ tampoco kunnen ervoor of achteraan in de zin gezet worden.

Slide 7 - Slide

¿Qué vas a hacer?/ Wat ga je doen? Oefenen met GUSTAR
¿Qué necesitas?:  Tu libro amarillo, pág  54,55,56 en 57 
¿Cómo?: Tú trabajas solo o sola ; Alleen, zelfstandig werken 

¿Cuánto tiempo?: 
Objetivo (doel): Je oefent met deze grammatica; die komt op het PW 

He terminado la tarea ¿y ahora?/ Klaar, en nu?
Verder leren >>>> voca 2.1 , 2.2, 2.3 en ww roze blad.
Trabajo autónomo
-
Zelfstandig werk
Paso a paso: Stappenplan 

Slide 8 - Slide

Ahora te toca a ti: Gustar
Nu ben jij aan de beurt! Hoe kun je nu zeggen:
1 ....dat je voetbal leuk vindt en dat je broertje voetballen leuk vindt?
2 ....dat je zus de kleur groen mooi vindt?
3 ....dat je vader van mooie auto's houdt, maar jij niet?
4 ....dat je grootouders veel van boeken houden?
5 .... dat je niet van patat houdt en je zus ook niet

Schrijf de zinnen in het Spaans. Gebruik de eerste taak hierbij.
(10 minuten, daarna bespreken) 
Ben je eerder klaar? ga dan verder met Tarea 2 van Gustar uit de classroom.

Slide 9 - Slide



SO voca + gram U3 (wk 1/6)
-voca 3.1 tm 3.3 (N-S)
-roze werkw. blad 1-25 (S-N)
-regelmatige ww op -ar,-er,-ir
-llamarse (en andere -se werkw)
-tener
-getallen 0 t/m 100
PW U3 (wk 13/6)
-voca 3.1 tm 3.3 (NL-ESP)
-roze ww blad 1-24 (ESP-NL)
-regelmatige ww op -ar,-er,-ir, 
-llamarse (en andere -SE ww)
-hay/estar/ser (verschil en gebruik)
-tener 
-getallen t/m 100 
-gustar*
-bezittelijk voornaamwoord*
-bijvoeglijk naamwoord


Toetsing Unidad 3

Slide 10 - Slide

Proefwerk in de toetsweek:

2 HAVO
Maandag 27 juni
tijd: 9:20


2 VWO
Donderdag 30 juni
tijd: 9:20

Slide 11 - Slide

Schrijf deze getallen in het Spaans:
0, 14, 19, 25, 46, 57, 79, 84

Slide 12 - Open question

Maak het rijtje van TENER compleet:
yo ........., tú tienes, él/ella/ usted.........,
nosotros........, vosotros tenéis, ellos/ ellas/ ustedes......

Slide 13 - Open question

Mis hermanos (llamarse) Joaquín y Sabina
A
se llama
B
llama
C
os llamáis
D
se llaman

Slide 14 - Quiz

Mi padre y mi madre ( ser / estar) de vacaciones en Alemania
A
es
B
está
C
están
D
son

Slide 15 - Quiz

Tú y tus amigas (hablar) mucho
A
hablamos
B
hablas
C
habláis
D
hablan

Slide 16 - Quiz

¿Dónde (vivir) tus abuelos?
A
vivimos
B
viven
C
vivan
D
vivís

Slide 17 - Quiz

Paco (tener) muchos videojuegos.
A
tiene
B
tienes
C
tienen
D
tengo

Slide 18 - Quiz

Iñaki y Ainoa (tener) un restaurante vasco en el centro de Barcelona.
A
tengo
B
tenéis
C
tienen
D
tiene

Slide 19 - Quiz

María, Luisa, Pepa y yo (ser/estar)
muy buenas amigas
A
están
B
estamos
C
somos
D
sois

Slide 20 - Quiz

El supermercado y la pescadería (ser/estar) enfrente del cine
A
es
B
está
C
son
D
están

Slide 21 - Quiz

Sleep de Nederlandse bezittelijke voornaamwoorden naar de juiste Spaanse bijbehorende posesivos
mi(s)
vuestro/a/os/as
su(s)
tu(s)
nuestro/
a/os/as
mijn
uw
jouw
hun
zijn
jullie
haar
ons/onze

Slide 22 - Drag question


Yo vivo con _______tíos.
A
mi
B
sus
C
su
D
mis

Slide 23 - Quiz



¿Te gusta ______ casa?
A
tu
B
tus
C
su
D
sus

Slide 24 - Quiz


¿Ellas son ..(vosotros).. amigas?
A
Vuestras
B
Vuestros
C
Nuestras
D
Nuestros

Slide 25 - Quiz


Liu y Tim pasan __vacaciones en Italia.
A
tu
B
su
C
tus
D
sus

Slide 26 - Quiz

Es el libro de Pablo y Isabel.
Es ....... libro
A
Su
B
Sus
C
Vuestro
D
Tu

Slide 27 - Quiz

Schrijf de bezittelijke voornaamwoorden die in de tekst staan op in je schrift
Hola. Me llamo Pepe. Tengo 14 años. Tengo dos hermanas: Isa y Marisa. Vivimos en Madrid. Nuestro padre es muy alto y nuestra madre es rubia. Mi hermana Isa tiene 12 años y mi hermana Marisa casi 6. Isa es muy inteligente y alegre. Marisa es muy graciosa. Mi tía tiene una hija y dos hijos gemelos. Sus hijos tienen 2 años . ¿Cómo es tu familia ? 
timer
5:00

Slide 28 - Slide


1 de dochter 2 de klasgenoot 3 aardig sympathiek 4 ziek 5 altijd
6 de halfbroer 7 de neven en nichten 8 soms 9 luisteren 10 vrij

Vocabulario 3.1
LET OP: Zet het getal, één spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 29 - Open question


1 blond 2 dragen 3 nog (steeds) 4 het haar 5 getrouwd zijn
6 de ouders 7 de tweeling 8 de baard 9 dit, deze 10 saai, vervelend

Vocabulario 3.1 - 3.2
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 30 - Open question


1 de verjaardag 2 zin hebben in/om 3 de ingang 4verboden 5 de auto
6 el salón 7 zelfs 8 echt waar! 9 vandaag 10 de logeerkamer
Vocabulario 3.3
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:
timer
1:00

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Maak nu deze 5 zinnen met de juiste vervoeging van tener...
Mi hermano y  yo ________ dos gatos.

Los abuelos _______ una casa bonita.

Mi papá________ un coche amarillo.

¿Vosotros_________ mascotas?

Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?

Slide 34 - Slide

Los posesivos 
Wie weet wat een  bezittelijk voornaamwoord is?

Wie kan in het Nederlands een voorbeeld geven?
het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans

Slide 35 - Slide

Los posesivos 
Het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans
Zie ook je
gele boekje, pag 35
Enkelvoud

Mi
Tu
Su
Nuestro/ Nuestra
Vuestro / Vuestra
Su
Meervoud

Mis
Tus
Sus
Nuestros/ Nuestras
Vuestros/ Vuestras
Sus


Mijn
Jouw
Zijn/ haar/ Uw
Ons /onze
Jullie
Hun / uw

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Los deberes para la próxima clase

( het huiswerk voor de volgende les...)
HAZ:  TAAK 2 over GUSTAR moet komende les af zijn 
(er is een checkmoment via classroom!)

Slide 38 - Slide

¿Hemos conseguido los objetivos de esta clase?
 (Hebben we de doelen voor deze les gehaald?)
1) Gustar leren gebruiken; je hebt de aan taak gewerkt en de zinnen uit de lessonup gemaakt

2) We hebben een quiz over allerlei andere werkwoorden, ondermeer  TENER  maar ook ESTAR  en SER gespeeld.


Slide 39 - Slide

¿Y... qué has aprendido hoy?
¿ Hay preguntas? (Zijn er vragen?)

Slide 40 - Slide