Herhaling ww voca gustar tener bezit vnw

Programa
  1. Verbos
  2. Voca
  3. Gustar
  4. Tener
  5.  Bezittelijk vnw
  6. Trabajamos
  7. Deberes
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programa
  1. Verbos
  2. Voca
  3. Gustar
  4. Tener
  5.  Bezittelijk vnw
  6. Trabajamos
  7. Deberes

Slide 1 - Slide

Mi padre y mi madre ( ser / estar) de vacaciones en Alemania
A
es
B
está
C
están
D
estáis

Slide 2 - Quiz

Mis hermanos (llamarse) Joaquín y Sabina
A
se llama
B
llama
C
os llamáis
D
se llaman

Slide 3 - Quiz

Tú y tu amiga (hablar) mucho
A
hablamos
B
hablas
C
habláis
D
hablan

Slide 4 - Quiz

¿Dónde (vivir) tus abuelos?
A
vivimos
B
viven
C
vivan
D
vivís

Slide 5 - Quiz

Paco (tener) muchos videojuegos.
A
tiene
B
tienes
C
tienen
D
tengo

Slide 6 - Quiz

Iñaki y Ainoa (tener) un restaurante vasco en el centro de Ámsterdam.
A
tengo
B
tenéis
C
tienen
D
tiene

Slide 7 - Quiz

María, Luisa, Pepa y yo (ser/estar)
muy buenas amigas
A
están
B
estamos
C
somos
D
sois

Slide 8 - Quiz

El supermercado y la pescadería (ser/estar) enfrente del cine
A
es
B
está
C
son
D
están

Slide 9 - Quiz


1 la hija 2 el/la compañero de clase 3 simpático/ -a 4 enfermo/-a 5 siempre
6 el hermanastro 7 los primos 8 a veces 9 escuchar 10 libre

Vocabulario 3.1
LET OP: Zet het getal, één spatie en dan het antwoord:

Slide 10 - Open question


1 rubio/ -a 2 llevar 3 todavía 4 el pelo 5 estar casado/ -a
6 los padres 7 los gemelos 8 la barba 9 esta 10 aburrido

Vocabulario 3.1 - 3.2
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:

Slide 11 - Open question


1 el cumpleaños 2 tener ganas de 3 la entrada 4 prohibido 5 el coche
6 el salón 7 incluso 8 ¡de verdad! 9 hoy 10 el Cuarto de invitados

Vocabulario 3.3
Zet het getal, een spatie en dan het antwoord:

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Dus: bij gustar...
1 ... heb je een meewerkend voorwerp. (me, te, le, nos, os, les)
2... zijn er maar 2 vervoegingen : 
               GUSTA (bij enkelvoud, bij werkwoord) 
               GUSTAN ( bij meervoud, bij meerdere zaken)
3... Uitdrukkingen komen voor het werkwoord.

Slide 14 - Slide

Ahora te toca a ti: Gustar
Nu ben jij aan de beurt!  Hoe kun je nu zeggen:
1 ....dat je voetbal leuk vindt en dat je broertje voetballen leuk vindt?
2 ....dat je zus de kleur groen mooi vindt?
3 ....dat je vader van mooie auto's houdt, maar jij niet?
4 ....dat je grootouders  veel van boeken houden?
5 .... dat je niet van patat houdt en je zus ook niet

Schrijf de zinnen in het Spaans. Gebruik de geleerde voca en grammatica. 

Ben je eerder klaar? ga dan verder met  de opdrachten in classroom.

Slide 15 - Slide

Uitleg tener
Yo


Él, ella, usted

Nosotros / Nosotras

Vosotros / Vosotras

Ellos, ellas ustedes


Tengo

Tienes

Tiene

Tenemos

Tenéis

Tienen

Slide 16 - Slide

Maak nu deze 5 zinnen met de juiste vervoeging van tener...
Mi hermano y  yo ________ dos gatos.

Los abuelos _______ una casa bonita.

Mi papá________ un coche amarillo.

¿Vosotros_________ mascotas?

Yo_______ catorce años. ¿Cuántos años_________ tú?

Slide 17 - Slide

Los posesivos 
Wat is een  bezittelijk voornaamwoord is?

Geef een voorbeeld in het NL.
het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans

Slide 18 - Slide

Los posesivos 
Het bezittelijk voornaamwoord in het Spaans
Zie ook je
gele boekje, pag 35
Enkelvoud

Mi
Tu
Su
Nuestro/ Nuestra
Vuestro / Vuestra
Su
Meervoud

Mis
Tus
Sus
Nuestros/ Nuestras
Vuestros/ Vuestras
Sus


Mijn
Jouw
Zijn/ haar/ Uw
Ons /onze
Jullie
Hun / uw

Slide 19 - Slide

Trabajamos
Maak de opdrachten (gustar extra + herhalingsopdrachten) in classroom.

Maak DEZE opdracht over 'ser'
Maak DEZE opdracht over 'tener'
Maak DEZE opdracht over 'bezittelijke vnw'

Slide 20 - Slide

Los deberes para la próxima clase

( het huiswerk voor de volgende les...)
Maken + nakijken + inleveren:
document classroom

Leren: 
Alles voor PWweek

Slide 21 - Slide