B1A
1 / 36
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 4 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... salade.
Je mange ...... salade.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 5 - Quiz
Welk delend lidwoord?
Je mange ........ viande.
Je mange ........ viande.
A
de
B
d'
C
du
D
de la
Slide 6 - Quiz
Wat zijn de delende lidwoorden?
A
le / la / l' / les
B
un / une / des
C
à, au, aux
D
du / de la / de l' / des
Slide 7 - Quiz
1. Vul het delend lidwoord in
Je bois ... café
Je bois ... café
A
de
B
de la
C
du
D
des
Slide 8 - Quiz
Je déteste _______ aubergine.
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
du
B
l'
C
de l'
D
de
Slide 9 - Quiz
Wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, de l', des
C
le, la, les
Slide 10 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... frites.
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 11 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je bois ...... eau.
Je bois ...... eau.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 12 - Quiz
Na getallen gebruik je geen delend lidwoord.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.
Slide 13 - Quiz
Leerdoel: ik kan het delend lidwoord gebruiken.
A
Onvoldoende
B
Goed
C
Ik heb hier hulp bij nodig
Slide 14 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe.
Je mange ...... soupe.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 15 - Quiz
Kies de juiste vorm van het delend lidwoord
A
j'achète de la beurre
B
j'achète du beurre
C
j'achète le beurre
Slide 16 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites.
Je mange ...... frites.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 17 - Quiz
Je prends ..... poisson.
(Kies het goede delend lidwoord)
(Kies het goede delend lidwoord)
A
de la
B
du
C
de l'
D
des
Slide 18 - Quiz
Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk
Bij het ontbijt, drink ik melk
timer
1:00
A
Au petit-déjeuner, je bois lait
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait
Slide 19 - Quiz
Een delend lidwoord gebruik je
A
zowel in het Nederlands als in het Frans
B
alleen in het Nederlands
C
alleen in het Frans.
D
bij uitzonderingen in het Frans
Slide 20 - Quiz
wat is een delend lidwoord?
A
un, une
B
du, de la, des
C
le, la, les
Slide 21 - Quiz
Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een ontkenning?
A
geen idee
B
er verandert niets
C
delend lidwoord verandert in de / d'
D
delend lidwoord verandert in le/la/l'/les
Slide 22 - Quiz
Welke vorm van het delend lidwoord is voor in het meervoud.
A
Du
B
D'
C
De la
D
Des
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk.
Bij het ontbijt, drink ik melk.
A
Au petit-déjeuner, je bois lait.
B
Au petit-déjeuner, je bois du lait.
C
Au petit-déjeuner, je bois le lait.
Slide 27 - Quiz
Kies de juiste vorm van het delend lidwoord.
beurre = mannelijk
beurre = mannelijk
A
j'achète de la beurre.
B
j'achète du beurre.
C
j'achète le beurre.
Slide 28 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... croissants.
Je mange ...... croissants.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 29 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je mange ...... salade.
Je mange ...... salade.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 30 - Quiz
1. Vul het delend lidwoord in
Je bois ... café. (man.)
Je bois ... café. (man.)
A
de
B
de la
C
du
D
des
Slide 31 - Quiz
Kies het juiste delend lidwoord:
Je prends ...... pain. (man.)
Je prends ...... pain. (man.)
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 32 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe. (v.)
Je mange ...... soupe. (v.)
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 33 - Quiz
Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... frites. (mv.)
Je mange ...... frites. (mv.)
A
du
B
de la
C
de l'
D
des
Slide 34 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.
Slide 35 - Quiz
Leerdoel: ik kan het delend lidwoord gebruiken.
A
Onvoldoende
B
Goed
C
Ik heb hier hulp bij nodig
