5.9 Spelling 2HV

Welkom klas B2P!
Ga lekker zitten en start met lezen!
timer
20:00
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom klas B2P!
Ga lekker zitten en start met lezen!
timer
20:00

Slide 1 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

In deze paragraaf leer je:
• de spelling van Engelse werkwoorden;
• het weglatingsstreepje;
• het koppelteken.

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden 

Slide 4 - Slide

Engelse werkwoorden

Slide 5 - Slide

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date

Slide 6 - Slide

spelling engelse werkwoorden

Slide 7 - Slide

QUIZ
Nummer van boven naar beneden nummer 1 t/m 9 in je schrift!

Slide 8 - Slide

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 9 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 10 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 11 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 12 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 13 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 14 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 15 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 16 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 17 - Quiz

Nakijken quiz

Hoeveel had jij er goed?

Slide 18 - Slide

Nederlands Spelling
In deze les leer je:
- De spelling van Engelse werkwoorden,
- Het weglatingsstreepje,
- Het koppelteken.

Slide 19 - Slide

Ga direct aan de slag!
5.9 Spelling
Maak in stilte opdracht 1 op p. 135

Klaar? Maak alvast opdracht 4, 8 en 10 op p. 137-140.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Weglatingsstreepje
Soms staan in een zin twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord. Het woord dat wordt herhaald kun je weglaten; noteer een weglatingsstreepje.

Slide 22 - Slide

Koppelteken

Slide 23 - Slide

Koppelteken gebruik je:
- In een samenstelling die zonder koppelteken verkeerd uitgesproken kan worden. Voorbeeld: zo-even / gala-avond

- In een samenstelling met cijfers, letters of andere tekens. 
Voorbeeld: 50-jarige / vmbo-leerling

- Als de beide delen van de samenstelling gelijkwaardig zijn (ze kunnen van plek wisselen). Voorbeeld: woon-werkverkeer / van Dijk-Jansen

Slide 24 - Slide

Aan de slag!
5.9 Spelling
Maak alvast opdracht 4, 8 , 10 en 12 op p. 137-140.
Vraag daarna om het nakijkblad.

Klaar? Ga verder met de daltonopdrachten!


Slide 25 - Slide

Leren voor het SO
- Leestekens,
- Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord,
- Tegenwoordig deelwoord als bijvoeglijk naamwoord,
- Engelse werkwoorden vervoegen tt en vt,
- Noteer een apostrof, accent of trema waar nodig,
- Plaats een weglatingsstreepje en koppelteken waar nodig. 
- Leer de dicteewoorden p.71 en p. 142!


Slide 26 - Slide

Huiswerk voor maandag
Komende maandag valt de les Nederlands uit.

Oefen thuis 'Test jezelf' van hoofdstuk 4.9 en 5.9!

Neem volgende week donderdag jouw leesboek mee. Wanneer je klaar bent met het SO ga je lezen.

Slide 27 - Slide

Ik snap hoe je de Engelse werkwoorden schrijft
A
Ja
B
Ja, maar ik wil nog wat extra instructie
C
Nee, ik snap er nog niet veel van.

Slide 28 - Quiz