pvtt

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Werkwoordspelling

Persoonsvorm 

tegenwoordige tijd

Ik vorm

Ik vorm + t

Hele werkwoord (meervoud)

De ballon (belanden) in de boom.

Ik (vinden) er niets aan.

De kip (broeden) al 2 weken.

Ik (aanvaarden) jouw voorstel.

Hij (aanvaarden) het niet.

(Houden) jij ook van nasi?

Hij (schelden) iemand uit.

Ik (schelden) nooit iemand uit.

(Aanvaarden) jij het ook?

Mijn vader …........................... altijd meer zakgeld.

…........................... jij nu echt een avondje uit aan Henk?  

Ik …...........................  nooit meer een marathon te rennen!

Hij heeft nog nooit een gouden horloge …........................... 

Wij …...........................  dat we aardig voor de juf zijn. 

…...........................  jullie aan mij iedere dag een kaart te sturen?

…...........................  Piet te gaan trouwen met Fatima?  

belooft

beloven

beloofd

beloof

Beloven

Belooft

Beloof

Ik …………………………………. morgen naar een andere slaapkamer.

…………………………………. hij naar de andere kant van de wereld?

Hij is in zijn leven 6 maal ………………………………….

De katten …………………………………. tijdens de vakantie naar oma.

…………………………………. jij nooit meer in je leven?

Marie ………………………………….naar een ander huis in de straat.

…………………………………. de vogel nu de nootjes naar die andere hoek? 

Verhuisd

verhuist

Verhuis

verhuizen

verhuisd

Verhuist

verhuis

Hij ................ de vraag van de
docent weer niet!

1. beantwoord
2. beantwoorden
3. beantwoordt

Achmed ........... aan zijn moeder dat hij nooit meer vuurwerk zal afsteken.

1. beloof
2. beloofd
3. belooft
4. beloven

.............. je nog van mij?

1. Houden
2. Houdt
3. Houd

Ik heb het gevoel dat ik de persoonsvorm tegenwoordige tijd beheers.

010