8.3 en 8.4

1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Noodhulp?
structurele hulp?

Slide 4 - Drag question

Noodhulp
A
hulp bij honger of een andere ramp
B
samenwerken aan duurzame oplossingen

Slide 5 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van noodhulp?

A
Medicijnen, mobiel en onderdak
B
Voedsel, onderwijs en speelgoed
C
Medicijnen, voedsel en speelgoed
D
Voedsel, medicijnen en onderdak

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Waar houdt het IMF zich mee bezig?
A
Bevorderen wisselkoersstabiliteit
B
Vrij internationaal betalingsverkeer
C
Geld lenen aan landen in financiële problemen
D
Bewaken vrede

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Buffervoorraden en grondstoffenovereenkomsten zorgen voor...
A
meer inkomen in een arm land
B
minder inkomen in een arm land
C
onstabiele grondstofprijzen
D
stabiele grondstofprijzen

Slide 10 - Quiz

Waarom sluiten landen grondstoffenovereenkomsten?
A
Om geen tekorten te krijgen.
B
Om de vraag te beïnvloeden.
C
Om kartelvorming te bevorderen.
D
Om de prijs stabiel te houden.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Noodhulp
Structurele hulp
Geld geven voor voedsel als de oogst in Somalië door droogte mislukt is, is ............ hulp.
Kinderen in ontwikkelingslanden leren lezen is .......... hulp.
Met ............ hulp hebben ontwikkelingslanden meer kans op economisch zelfstandig te worden.

Slide 13 - Drag question

De samenwerking tussen rijke landen en ontwikkelingslanden noem je ontwikkelingshulp. 
Door ................................... kan de economische zelfstandigheid van landen verbeteren.


Bij rampen of conflicten geven landen vaak

Bij  ...................................... bied het hulp biedende land voorwaarden aan het ontwikkelingsland.
Structurele hulp
Noodhulp
Gebonden hulp
Ongebonden hulp

Slide 14 - Drag question

Structurele hulp
Noodhulp
Korte termijn
Lange termijn
Medicijnen, tenten
Voedsel
Goed onderwijs
Moderne machines

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wat is geen nadeel van globalisering
A
De werkgelegenheid afgenomen in gebieden waar het productiewerk weg is gehaald
B
De kloof tussen arme en rijke landen is toegenomen
C
De kloof binnen landen tussen rijke en arme mensen is toegenomen
D
Meer werkgelegenheid in gebieden die productiewerk hebben overgenomen

Slide 20 - Quiz

Globalisering is:
A
De groei van mensen in steden
B
De toenemende uitwisseling van informatie en goederen wereldwijd
C
De toename van influencers op Instagram
D
De toenemende afname van mensen die in fabrieken werken in westerse landen

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Slide

Als je kiest voor een fairtrade product dan betaal je daar
A
meer voor dan gewone producten
B
minder voor dan gewone producten
C
hetzelfde voor als gewone producten
D
altijd een minimumprijs voor

Slide 23 - Quiz

Hoe helpt fairtrade boeren in ontwikkelingslanden.
A
Fairtrade zorgt voor dat de producten van de boeren in arme landen eerlijk prijs krijgen.
B
Maatschappelijk verantwoord ondernemen
C
Wereldhandelsorganisatie
D
Een voorwaarde is dat kleine boeren organiseren en samenwerken. (Cooperaties

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Slide

Wat zijn de nadelen van een monocultuur?
A
Bij een misoogst heb je minder of geen inkomsten
B
Als de vraag daalt op de wereldmarkt, dan heb je minder of geen inkomsten
C
je bent afhankelijk van maar 1 of enkele exportproducten
D
Vaak zijn het onbewerkte grondstoffen en die leveren bij export minder op dan industriële producten

Slide 26 - Quiz

Mali heeft een monocultuur. Wat is het kenmerk van een monocultuur
A
De export brengt maar weinig geld op
B
De export is extra gevoelig voor prijsschommelingen
C
De import is extra gevoelig voor prijsschommelingen
D
De import kost veel geld

Slide 27 - Quiz