BSR 26/5 2ha Grammatica WS 12

Bestudeer de theorie op blz. 228.
Beantwoord beide startvragen.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 
5.12 in je (online) boek. 
Herhaling 5.6 werkwoorden,
5.8
telwoorden en 5.10 voegwoorden
 
Starten met 5.12 Werkwoorden in samengestelde zinnen.
Startopdracht:
GRAMMATICA
Woordsoorten
timer
5:00
Splits de samengestelde zin op in twee enkelvoudige zinnen en bepaal de werkwoordsoorten (zww, kww, hww). Gebruik de theorie op blz. 228.

Havo
: Luiaards hebben een extra wervel, waardoor ze hun kop minstens 180 graden kunnen draaien. 
Vwo: 'Toen de IJslandse geiser Geysir nog actief was, , kon zijn water tot een hoogte van 70 meter spuiten.' 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bestudeer de theorie op blz. 228.
Beantwoord beide startvragen.
Klaar? Begin alvast aan paragraaf 
5.12 in je (online) boek. 
Herhaling 5.6 werkwoorden,
5.8
telwoorden en 5.10 voegwoorden
 
Starten met 5.12 Werkwoorden in samengestelde zinnen.
Startopdracht:
GRAMMATICA
Woordsoorten
timer
5:00
Splits de samengestelde zin op in twee enkelvoudige zinnen en bepaal de werkwoordsoorten (zww, kww, hww). Gebruik de theorie op blz. 228.

Havo
: Luiaards hebben een extra wervel, waardoor ze hun kop minstens 180 graden kunnen draaien. 
Vwo: 'Toen de IJslandse geiser Geysir nog actief was, , kon zijn water tot een hoogte van 70 meter spuiten.' 

Slide 1 - Slide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling werkwoordsoorten (5.6), telwoorden (5.8) en voegwoorden (5.10).
3. Uitleg 5.12: de werkwoordvormen in samengestelde zinnen.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk (zelfstandig of in tweetallen).
6. Afsluiten.

Slide 2 - Slide

  • Je weet het verschil tussen de drie werkwoordsoorten.
  • Je kunt in een samengestelde zin vaststellen of een werkwoord een zelfstandig, hulp- of koppelwerkwoord is.
Lesdoelen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Startvraag vwo:

- Toen de IJslandse geiser Geysir nog actief was. (naamwoordelijk gezegde).
- Kon zijn water tot een hoogte van 70 meter spuiten. (werkwoordelijk gezegde).

was = kww
kon = hww
spuiten = zww






Startvraag havo:

- Luiaards hebben een extra wervel. (werkwoordelijk gezegde).
- Waardoor ze hun kop minstens 180 graden kunnen draaien. (werkwoordelijk gezegde).

hebben = zww
kunnen = hww
draaien = zww






Slide 5 - Slide

Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.

Slide 6 - Slide

bepaald rangtelwoord
onbepaald rangtelwoord
onbepaald hoofdtelwoord
Bepaald hoofdtelwoord
In het beslag moet 1/4 liter melk in.
Sommige mensen vinden het leuk om te sporten.
De laatste die de finishlijn raakt is een ezel.
Ik ben als eerste klaar met mijn huiswerk.

Slide 7 - Drag question

bepaald hoofdtelwoord
onbepaald hoofdtelwoord
bepaald rangtelwoord
onbepaald rangtelwoord
2274
middelste
vijftiende
sommige

Slide 8 - Drag question

Jan gaat wel eens naar de HEMA
verrast zijn vrouw met een taart
ze verdrietig is,
zij zich vaak opwindt over het feit
hij alleen appeltaart meeneemt,
hij dat zelf lekker vindt.
Maar taart is taart,
vergeeft ze hem met gemak.
Onderschikkende voegwoorden
Nevenschikkende voegwoorden
hoewel
en
als
omdat
dus

Slide 9 - Drag question

Herhaling 5.6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord
blz. 216-217

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Slide

Wie heeft nog een vraag over
de drie soorten werkwoorden?

Slide 13 - Slide

5.12: Zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord en
koppelwerkwoord in samengestelde zinnen.
blz. 228-229

Slide 14 - Slide

Zelfstandig werkwoord, koppel-werkwoord en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen
{hz Katrien Duck is ziek ( bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), ( bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs).

Deze samengestelde zin bevat zes werkwoorden.
Hoe stel je dan van elk werkwoord de woordsoort vast: zelfstandig werkwoord (zww), koppelwerkwoord (kww) of hulpwerkwoord (hww)?

Slide 15 - Slide

Vaststellen
{hz Katrien Duck is ziek (bz doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten), (bz zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs).

De voorbeeldzin bestaat uit drie delen: een hoofdzin en twee bijzinnen. Elk van die delen is zelf een enkelvoudige zin. Je hebt geleerd hoe je in zo’n enkelvoudige zin vaststelt of een werkwoord een zww, kww of hww is. Die aanpak gebruik je ook gewoon bij enkelvoudige zinnen die samen een samengestelde zin vormen.

Slide 16 - Slide

Zo bepaal je in een samengestelde zin met welk soort werkwoord je te maken hebt:

1. Verdeel de samengestelde zin in enkelvoudige zinnen. Zet strepen tussen de zinnen.
2. Stel van elke enkelvoudige zin het gezegde vast: werkwoordelijk gezegde (wg) of naamwoordelijk gezegde (ng).
3. Pas daarna per zin de regels van pararaaf 5.6: zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord toe.



Slide 17 - Slide

Stap 1: De samengestelde zin bestaat uit de enkelvoudige zinnen:
Katrien Duck is ziek, (1) /
doordat ze gisteren iets verkeerds heeft gegeten (2) /
zodat ze vandaag niet zal kunnen optreden in Disneyland Parijs. (3)

Stap 2: zin 1: ng: is [ziek]
zin 2: wg = heeft gegeten
zin 3: wg = zal kunnen optreden

Stap 3: zin 1: ng met één werkwoord → is = kww
zin 2: wg met twee werkwoorden → heeft (= pv) = hww, gegeten = zww
zin 3: wg met drie werkwoorden → zal (= pv) = hww, kunnen = hww, optreden = zww


Slide 18 - Slide

timer
1:00
Een hoofdzin ...
Een bijzin ...
Kun je als losse zin opschrijven.
Kun je niet als losse zin opschrijven.
PV en OND staan naast elkaar.
PV en OND staan 
uit elkaar.
Begint met een onderschikkend voegwoord.
Is een onderdeel 
van de hoofdzin.

Slide 19 - Drag question

Uitlegfilmpje!

Slide 20 - Slide

Samen maken:
Oefenblad
vraag 1 t/m 3.

Slide 21 - Slide

Oefenen
Wat?
5.12 Zelfstandig werkwoord, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen.
Havo: Maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 228-229.
Vwo: Maak opdracht 1 t/m 3 op blz. 228-229.

Hoe?
Keuze: zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
De 4 B's, vraagteken en de theorie
in LessonUp.
Tijd
Timer.
Klaar?
Lees de theorie van paragraaf 5.14 alvast 
of herhaal paragraaf 5.2, 5,4, 5,6, 5,8 en 5.10.
timer
17:00

Slide 22 - Slide

  • Je weet het verschil tussen de drie werkwoordsoorten.
  • Je kunt in een samengestelde zin vaststellen of een werkwoord een zelfstandig, hulp- of koppelwerkwoord is.
Lesdoelen

Slide 23 - Slide

''Ik kan aan iemand anders uitleggen wat het verschil is tussen de drie soorten werkwoorden.''
0 = echt (nog) niet / 100 = zeker wel
0100

Slide 24 - Poll

''Ik kan de werkwoordvormen herkennen in samengestelde zinnen.''
0 = echt (nog) niet / 100 = zeker wel
0100

Slide 25 - Poll

Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp-
werkwoord
zelfstandig
werkwoord
koppel-
werkwoord
hebben
gisteren
Jan en Piet
gevoetbald.

Slide 26 - Drag question

Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp-
werkwoord
zelfstandig
werkwoord
koppel-
werkwoord
zal
ongetwijfeld
Voetballen
zijn hobby
blijken
te zijn.

Slide 27 - Drag question

Sleep alle werkwoorden naar "hulpwerkwoord" en "zelfstandig werkwoord" of "koppelwerkwoord".
hulp-
werkwoord
zelfstandig
werkwoord
koppel-
werkwoord
is
altijd
Isabel
aardig
voor ons
geweest.

Slide 28 - Drag question