2 havo les redekundig ontleden herhalingsweek

Pak jouw leesboek.
We zijn bij bladzijde 78


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak jouw leesboek.
We zijn bij bladzijde 78


Slide 1 - Slide

proefwerk periode 1

1. Kern: les 1 t/m 11
2. woorden 1 t/m 11
3. leesboek Match

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Je kan de volgende woordsoorten benoemen:

lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, werkwoord

bijwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord

Slide 3 - Slide

Wat is taalkundig ontleden?

Slide 4 - Open question

Noem woordsoorten

Slide 5 - Mind map

lidwoord                                          de, het , een

zelfstandig naamwoord            mens, dier of ding. Je  
                                                            kunt er de, het, een  
                                                            voorzetten

bijvoeglijk naamwoord              zegt iets over een 
                                                            zelfstandig 
                                                            naamwoord
werkwoord                                   

Slide 6 - Slide

taalkundig ontleden
spring in de lucht
met je handen 
de grond aantikken
draai een rondje op je plaats
dans

Slide 7 - Slide

De 

  • lidwoord spring 
  • bijvoeglijk naamwoord tik
  • zelfstandig naamwoord draai
grote
auto

Slide 8 - Slide

De 

  • lidwoord spring 
  • zelfstandig naamwoord draai
  • werkwoord dans 
auto
rood
is
  • bijvoeglijk naamwoord tik

Slide 9 - Slide

                                             Hasan rijdt hard op de scooter
Een bijwoord zegt iets over
- een werkwoord
- een bijvoeglijk naamwoord
- een bijwoord





Slide 10 - Slide

Het
  • lidwoord spring 
  • zelfstandig naamwoord draai
  • werkwoord dans 
meisje
mooi
is
  • bijwoord stap link stap rechts
erg
  • bijvoeglijk naamwoord tik

Slide 11 - Slide

Een
  • lidwoord spring 
  • bijvoeglijk naamwoord tik
  • zelfstandig naamwoord draai
leuk
spel

Slide 12 - Slide

Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) vervangt een zelfstandig naamwoord en verwijst naar een persoon, dier of ding.




 
Dat vriendinnetje van hem doet mij aan jou denken, want ze heeft net zulk haar als jij.

Slide 13 - Slide

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
ik jij hij zij wij jullie
mij jou haar hem ons
mijn jouw zijn haar ons

Slide 14 - Slide

Zij
  • persoonlijk voornaamwoord zit
  • werkwoord  dans
  • bijwoord stap links stap rechts
spelen
leuk

Slide 15 - Slide

jouw
  • bezittelijk  voornaamwoord zweef
  • zelfstandig naamwoord 
boek

Slide 16 - Slide

jouw
bezittelijk  voornaamwoord zweef
zelfstandig naamwoord 
boek

Slide 17 - Slide

1. lidwoord
2. bijvoeglijk naamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord
5.  voorzetsel
6. werkwoorden


simultaan
tafelrondje

Slide 18 - Slide

Geef
  • werkwoord
  • persoonlijk voornaamwoord 
  • persoonlijk voornaamwoord 
je
jas
mij
  • persoonlijk voornaamwoord
mijn
  • zelfstandig naamwoord

Slide 19 - Slide

Hoe heet de woordsoort die over blijft?
De 1 knappe2 vrouw3 lachte5 en ze 4liep6 naar6 het 1perron.3
Omdat het1 meisje 3een1 rood 2gezicht3 had,6 ging 6ze4 naar5 de1 wc.3
Terwijl ze4 gekke2 grappen 3maakten,6 liepen 6Mario3 en Hakan3 naar5 school.3
Het is6 al laat dus we4 moeten6 snel dit donkere2 park3 verlaten.6
 Ik4 wil6 naar 5huis3 omdat ik 4een1 bruine2 vlek op5 mijn shirt3 heb.6
We4 zouden 6gaan6 voetballen6 maar de1 belangrijke2 wedstrijd 3is6 afgelast.6





Slide 20 - Slide


Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz


Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.
A
bijwoord
B
telwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 22 - Quiz


Verstappen reed een heel snelle rit naar de eerste plek.
A
bijwoord
B
telwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

Is dat schrift van
A
jou
B
jouw

Slide 24 - Quiz

Klaas vindt ......
recept beter.
A
jou
B
jouw

Slide 25 - Quiz

Dat is niet van
.......
A
jou
B
jouw

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Noem iets wat je voor de les nog niet goed wist, maar nu wel

Slide 28 - Open question