Formuleren H3, H5 en H6

Welkom H2P
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom H2P

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Je leert jouw teksten aantrekkelijker te maken:
- door voorbeelden en signaalwoorden te gebruiken bij begrippen
- door te variëren in zinslengte
- door het gebruik van verwijs- en signaalwoorden verbanden tussen zinnen aan te brengen

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
- Welkom en introductie (5 min)
- Uitleg: Formuleren H3, H5 en H6 (10 min)
- Zelfstandig werken (15 min)

Slide 3 - Slide

Formuleren

Slide 4 - Slide

 H3 Voorbeelden gebruiken
Een tekst wordt leuker en duidelijker als je zo nu en dan een voorbeeld gebruikt:
-> moeilijk woord uitleggen
-> situatie duidelijk maken

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden
Een voorbeeld kun je aankondigen met een signaalwoord:
bijvoorbeeld, zoals, denk maar aan, zo, neem nou, ...

Gebruik je getallen, wees dan zo concreet mogelijk.

Slide 6 - Slide

Voorbeelden gebruiken
De oudste voorbeelden van massamedia zijn de krant, de radio en de televisie.

Ik houd niet van individuele sporten zoals tennis en gymnastiek, maar teamsporten als voetbal en hockey vind ik wel leuk.

Slide 7 - Slide

Ik houd veel van Italiaanse gerechten. Als je bijvoorbeeld carpaccio of tiramisu maakt, ben ik blij. 
  • Voorbeelden?
  • Welke signaalwoorden?
  • Naar welk overkoepelend begrip verwijzen de voorbeelden?

Slide 8 - Slide

Bepaalde jeugdboeken zijn heel literair. Neem nou 'Lopen' van Els of 'De hemel' van Benny. 
  • Welke voorbeelden?
  • Welke signaalwoorden?
  • Naar welk overkoepelend begrip verwijzen de voorbeelden?

Slide 9 - Slide

Formuleren H5 variëren in zinslengte
Korte zinnen: maken de tekst saai.
Afwisseling korte en langere zinnen maken een tekst spannend en beter leesbaar.
Te lange zinnen (samengestelde zinnen) met veel bijzinnen maken een tekst moeilijker te begrijpen.
Enkelvoudige zinnen hebben één persoonsvorm, samengestelde zinnen hebben meer dan één persoonsvorm. Varieer in enkelvoudige en samengestelde zinnen. 
Bijzinnen zijn lastiger dan hoofdzinnen.
Je maakt sneller formuleringsfouten bij lange zinnen.

Slide 10 - Slide

Formuleren H6
Verbanden aanbrengen tussen zinnen 

Er zijn twee manieren om verbanden aan te brengen tussen zinnen. 

Slide 11 - Slide

1. Verwijswoorden 
2. Signaalwoorden

Slide 12 - Slide

Soorten verwijswoorden

– persoonlijke voornaamwoorden: hij, hem, zij, ze, haar, hen, hun
– bezittelijke voornaamwoorden: zijn, haar, hun
– aanwijzende en betrekkelijke voornaamwoorden: deze, die, dit, dat
– bijwoorden: daar, waar, toen, zo
– waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?: waarmee, waarover enz., met wie, over wie enz. (Let op: bij mensen)




Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten Formuleren H5 en H6 
(boek H5 blz. 152 opdracht opdracht 1, 3 en 5
en H6 blz. 182 opdracht 3 en 4)

Slide 15 - Slide