NL week 7

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Deze week:
- Uitleg presentatie (12 maart)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

a Scholen voor hoogbegaafde kinderen kosten extra geld omdat de klassen kleiner zijn en er gezorgd wordt voor extra lesstof.

b Bijvoorbeeld:
– In het speciaal onderwijs krijgen ze les van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid.
– De grapjes van de kinderen worden daar begrepen door leeftijdsgenoten en ze voelen zich minder raar en anders.
– De leerkracht weet hoe hij moet omgaan met frustratie en faalangst.
– De leerling kan de begeleiding krijgen die hij nodig heeft.

c Een hoogbegaafd kind kan in het hoogbegaafdenonderwijs leren doorzetten, samenwerken, plannen, organiseren en hij kan discipline ontwikkelen.

d Het kind wordt op een normale school omringd door leerkrachten en kinderen die het kind niet begrijpen, wat ook vaak leidt tot buitensluiten.


Slide 4 - Slide

a Het is goed als hoogbegaafde kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid. (r. 29)
b Bijvoorbeeld: In r. 58-64 wordt nevenschikkende argumentatie gebruikt. De schrijver ondersteunt haar standpunt (het reguliere onderwijs is niet passend voor hoogbegaafde kinderen) met het argument dat ze daar worden omringd door leerkrachten en kinderen die de hoogbegaafde kinderen niet begrijpen. Ze vervolgt, met een tweede argument, dat dat ook vaak leidt tot buitensluiting. Samen vormen deze twee argumenten als het ware één groot blokargument voor haar standpunt.
c Bijvoorbeeld: In r. 29-35 gebruikt de schrijver onderschikkende argumentatie. Voor het standpunt ‘het is goed als deze kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid’ geeft ze als argument dat de kinderen zich dan niet meer zo anders of raar voelen. Dat argument licht ze toe met een ondergeschikt argument: de kinderen voelen zich niet meer zo anders of raar, omdat hun grapjes worden begrepen. De argumentatie is onderschikkend, omdat het gaat om een argument bij een argument dat een standpunt verdedigt.


Slide 5 - Slide

d Bijvoorbeeld: Standpunt (argument 1 ( argument a) + argument 2 ( argument b) + argument 3 ( argument c)).
Standpunt = Het is goed als hoogbegaafde kinderen bij elkaar worden gezet en les krijgen van een leerkracht die gespecialiseerd is in hoogbegaafdheid.
Argument 1 = De kinderen voelen zich niet meer zo anders of raar.
Argument a = Hun grapjes worden begrepen door leeftijdsgenoten.
Argument 2 = Een deskundige leerkracht heeft de nodige kennis en kunde.
Argument b = Een reeks van behoeften van een hoogbegaafd kind die specifiek zijn voor deze groep.
Argument 3 = Het is niet sociaal om niet-passend regulier onderwijs te geven.
Argument c = Op het reguliere onderwijs wordt zo’n kind omgeven door leerkrachten en kinderen die het kind niet begrijpen (met ondergeschikt argument van buitensluiting).
.


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide