4. er/ daar + prepositie (= voorzetsel)
bij een vaste combinatie van werkwoord en prepositie
-> houden van, wachten op
Houd je van pizza? Ja, ik houd ervan.
Houd je van pizza? Ja, daar houd ik van.
Wacht je op de trein? Ja, ik wacht erop.
Wacht je op de trein? Ja, daar ik wacht op.