2A2/2A3 grammatica H1 les 1

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

10 minuten stil lezen uit je leesboek

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (werkblad)

Slide 3 - Slide

Grammatica les 1 
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 4 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken 
- Wat weet je al? 
- Uitleg over wederkerende werkwoorden 
- Werken aan de opdracht
- Terugblik 
Aan het einde van de les kan je het gezegde en lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden. 

Slide 5 - Slide

Huiswerk 
Het werkblad 

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?

Slide 7 - Slide

jij verspreekt ..

Slide 8 - Open question

hij schaamt ...

Slide 9 - Open question

ik erger ...

Slide 10 - Open question

wij vergissen ...

Slide 11 - Open question

Theorie gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden 

Slide 12 - Slide

Wederkerende werkwoorden
Wat zijn wederkerende werkwoorden? 
  • Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij zich. 
  • Bijvoorbeeld: zich gedragen, zich vergissen, zich schamen
  • Je kan niet iemand anders gedragen, vergissen of schamen. 

Slide 13 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
  • In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.  
  • Bijvoorbeeld: Bij het vermenigvuldigen vergiste Lisa zich vaak.
    werkwoordelijk gezegde = vergiste zich 
  • Bijvoorbeeld: Ik schaam me voor het gedrag van de kinderen. 
    werkwoordelijk gezegde = schaam me 

Slide 14 - Slide

Toevallig wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord. 
  • zich scheren -> je kunt jezelf en iemand anders scheren
  • zich vermaken -> je kunt jezelf en iemand anders vermaken 

  • In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoor het wederkerende voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde. Het is dan het lijdend voorwerp. 

  • Bijvoorbeeld: Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje?
    lijdend voorwerp = je 

Slide 15 - Slide

Verplicht wederkerende werkwoorden
Hoe herken je verplicht wederkerende werkwoorden?
  • Bij verplicht wederkerende werkwoorden kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen.
  • Je kunt ook geen 'zelf' vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord. 
  • Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan je dit meestal wel doen. 

Slide 16 - Slide

Werken aan de opdracht 
Wat? Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 28-29 
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les 
Vragen? Eerste vijf minuten geen vragen, steek daarna je vinger op als je een vraag hebt. 
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk

Slide 17 - Slide

Terugblik

Maak een zin waar een verplicht wederkerend werkwoord in voorkomt. 

Slide 18 - Slide

Huiswerk

Zorg ervoor dat volgende week woensdag (14/9) opdracht 1 en 2 op bladzijde 28-29 af is. 

Schrijf dit op in je plenda. 

Slide 19 - Slide