This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
10 minuten stil lezen uit je leesboek
Doe je telefoon in de telefoontas Leg al je boeken op tafel
Ga rustig op je plaats zitten
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (werkblad)
Slide 3 - Slide
Grammatica les 1
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Slide 4 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
- Huiswerk bespreken
- Wat weet je al?
- Uitleg over wederkerende werkwoorden
- Werken aan de opdracht
- Terugblik
Aan het einde van de les kan je het gezegde en lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende werkwoorden.
Slide 5 - Slide
Huiswerk
Het werkblad
Slide 6 - Slide
Wat weet je al?
Slide 7 - Slide
jij verspreekt ..
Slide 8 - Open question
hij schaamt ...
Slide 9 - Open question
ik erger ...
Slide 10 - Open question
wij vergissen ...
Slide 11 - Open question
Theorie gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
Slide 12 - Slide
Wederkerende werkwoorden
Wat zijn wederkerende werkwoorden?
Wederkerende werkwoorden hebben een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) bij zich.
Bijvoorbeeld: zich gedragen, zich vergissen, zich schamen
Je kan niet iemand anders gedragen, vergissen of schamen.
Slide 13 - Slide
Verplicht wederkerende werkwoorden
In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde.
Bijvoorbeeld: Bij het vermenigvuldigen vergiste Lisa zich vaak. werkwoordelijk gezegde = vergiste zich
Bijvoorbeeld: Ik schaam me voor het gedrag van de kinderen. werkwoordelijk gezegde = schaam me
Slide 14 - Slide
Toevallig wederkerende werkwoorden
Bij toevallig wederkerende werkwoorden hoort niet altijd een wederkerend voornaamwoord.
zich scheren -> je kunt jezelf en iemand anders scheren
zich vermaken -> je kunt jezelf en iemand anders vermaken
In een zin met een toevallig wederkerend werkwoord hoor het wederkerende voornaamwoord niet bij het werkwoordelijk gezegde. Het is dan het lijdend voorwerp.
Bijvoorbeeld: Heb jij je gisteravond vermaakt op Leanders feestje? lijdend voorwerp = je
Slide 15 - Slide
Verplicht wederkerende werkwoorden
Hoe herken je verplicht wederkerende werkwoorden?
Bij verplicht wederkerende werkwoorden kun je voor het wederkerend voornaamwoord geen andere persoon invullen.
Je kunt ook geen 'zelf' vastplakken aan het wederkerend voornaamwoord.
Bij toevallig wederkerende werkwoorden kan je dit meestal wel doen.
Slide 16 - Slide
Werken aan de opdracht
Wat? Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 28-29
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les
Vragen? Eerste vijf minuten geen vragen, steek daarna je vinger op als je een vraag hebt.
Klaar? Lees verder uit je leesboek of maak ander huiswerk
Slide 17 - Slide
Terugblik
Maak een zin waar een verplicht wederkerend werkwoord in voorkomt.
Slide 18 - Slide
Huiswerk
Zorg ervoor dat volgende week woensdag (14/9) opdracht 1 en 2 op bladzijde 28-29 af is.