3.4 kookpunt en smeltpunt

Paragraaf 3.4
Kookpunt en smeltpunt
HW: opdrachten 3.4 1-10
Klaar? test jezelf 3.2 en 3.3
Klaar? Samenvatting maken voor leren toets.
toets: 9 februari
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 3.4
Kookpunt en smeltpunt
HW: opdrachten 3.4 1-10
Klaar? test jezelf 3.2 en 3.3
Klaar? Samenvatting maken voor leren toets.
toets: 9 februari

Slide 1 - Slide

Online les, hoe doen we dat?
Camera aan, microfoon uit.
Wil je iets vragen? Steek je digitale hand op.
De les is interactief, dus doe mee!
Voeg jezelf toe aan de LessonUp klas! Log in met je google account -> Klascode = nmour


Slide 2 - Slide

Druppels water die ontstaan op de spiegel in de badkamer. Welke fase overgang?
A
Condenseren
B
Sublimeren
C
Vervluchtigen
D
Stollen

Slide 3 - Quiz

Bij een groter reservoir stijgt de vloeistof in een thermometer
A
langzamer
B
sneller
C
even snel
D
plotseling

Slide 4 - Quiz

Welke temperatuur geeft de thermometer aan?
(klik op de afbeelding op in te zoomen). Laat jouw berekening zien

Slide 5 - Open question

3.4 Kookpunt en smeltpunt
Lesdoelen:
Uitlegggen wanneer een vloeistof kookt.
De overeenkomsten en verschillen tussen verdampen en koken benoemen.
Aan de hand van de temperatuur de fase bepalen.
Een smelt en stoldiagram kunnen tekenen.

Slide 6 - Slide

Wat valt je op als je water ziet koken?

Slide 7 - Open question

Verdampen
Op beide plekken verdampt water, wat is het verschil?

Slide 8 - Slide

Op beide plekken verdampt water, wat is het verschil?

Slide 9 - Open question

Overeenkomst 
& 2 verschillen



Overeenkomst = bij beide is de faseovergang van vloeibaar naar gasvormig.

Verschil 1 = bij verdampen ontstaat gasvormig water aan oppervlak, bij koken door de hele vloeistof
Verschil 2 = koken alleen bij kookpunt, verdampen ook onder kookpunt 

Slide 10 - Slide

Het kookpunt
Vloeibaar -> gas
De belletjes bestaan uit verdampt water (gas).

Ze ontstaan onderin het bekerglas (bij de vlam)

Ze stijgen naar de oppervlakte.

Slide 11 - Slide

Smeltpunt of vriespunt
T=0oC

Slide 12 - Slide

Elke stof heeft een eigen kookpunt & smeltpunt

Slide 13 - Slide

Bepalen fase van een stof
Temperatuur onder het smeltpunt:
  • Stof is vast

Temperatuur tussen smelpunt & kookpunt
  • Stof is vloeibaar

Temperatuur boven het kookpunt
  • Stof is  gasvormig

Slide 14 - Slide

Welke fase is de stof OP het smeltpunt?

Slide 15 - Open question

Fase-overgang
Vóór het smeltpunt is er alleen vaste stof (ijs).

Het horizontale deel van de grafiek is een faseovergang , beide fasen zijn aanwezig, vast en vloeibaar (ijs & water.)

Ná het smeltpunt is er alleen vloeistof (water).

Slide 16 - Slide

Het smeltdiagram (en een stoldiagram)
Stearinezuur heeft dit smeltdiagram

Slide 17 - Slide

Op het kookpunt veranderd de fase niet. Het kost tijd om de stof van fase te laten veranderen. Faseverandering vindt plaats op het smeltpunt en kookpunt.

Slide 18 - Slide

Smeltpunt verlagen
Door zout toe te voegen aan water, verlaag je het vriespunt.

Slide 19 - Slide

Wat betekent verdampen
A
De faseovergang van vloeibaar naar gas
B
Dat iets een gas is
C
De faseovergang van gas naar vloeibaar
D
Dat ergens damp van af komt.

Slide 20 - Quiz

Wat is de temperatuur van smeltend ijs?
A
-10 C
B
0 C
C
12 C
D
100 C

Slide 21 - Quiz

Wat is de temperatuur van stollend water?
A
-10 C
B
0 C
C
12 C
D
100 C

Slide 22 - Quiz

Wat is de temperatuur van kokend water?
A
80 C
B
90 C
C
100 C
D
110 C

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt er met het smeltpunt van water als je zout toevoegd?
A
Het wordt hoger
B
Het wordt lager
C
Het blijft gelijk
D
Het wordt negatief

Slide 24 - Quiz

Wat is het kookpunt van ijzer?

Slide 25 - Open question

Wat is het smeltpunt van glycerol?

Slide 26 - Open question

Alcohol met een temperatuur van 85 graden Celsius is in de
A
Vloeibare fase
B
Gas fase
C
Vaste fase
D
Bevroren fase

Slide 27 - Quiz

Propaan met een temperatuur van -100 graden Celsius is in de
A
Vloeibare fase
B
Gas fase
C
Vaste fase
D
Bevroren fase

Slide 28 - Quiz

Een ijsblokje komt uit een vriezer van -18 graden Celsius.
Wat is de temperatuur van het ijsblokje?
A
100 graden Celsius
B
0 graden Celsius
C
Tussen -18 en 0 graden
D
-18 graden Celsius

Slide 29 - Quiz

Wanneer begint het ijsblokje met smelten?
A
Meteen als het uit de vriezer komt.
B
Na een tijdje, als het ijs een 0 graden is geworden.
C
Daar moet je voor wachten tot het kookpunt

Slide 30 - Quiz

Maak nu de opdrachten van 3.4

Slide 31 - Slide

Voorbeeld vraag:
a. Wat is het smeltpunt en kookpunt van lood?
b. In welke fase is stikstof bij een temperatuur van 1800°C





*maak deze vraag eerst zelf, ga daarna verder voor de uitwerking*

Slide 32 - Slide

uitwerking vraag a:
a. Wat is het smeltpunt en kookpunt van lood?
bekijk bladzijde XX van je boek, hierin zie je:
Smeltpunt: 328°C
Kookpunt: 1740°C

Slide 33 - Slide

uitwerking vraag b:
b. In welke fase is stikstof bij een temperatuur van 1800°C
we weten: Smeltpunt: 328°C, Kookpunt: 1740°C
stap 1: zet het smeltpunt en kookpunt op het plaatje
stap 2: zet de 1800°C in het plaatje
stap 3: bekijk bij welke fase de temperatuur staat
Antwoord: Gasvormig


328°C
1740°C
1800°C

Slide 34 - Slide

Onder het smeltpunt is de fase vast.

Tussen het smelt-en kookpunt vloeibaar.

Boven het kookpunt gasvormig.

Slide 35 - Slide

controlevragen
We vergelijken een plas water op straat met kokend water in een waterkoker.

Waar vindt de fase-overgang plaats in beide situaties ?

Slide 36 - Slide