Can & be able to
Past continuous
Tag questions
This lesson contains 24 slides, with text slides.
Can & be able to
Past continuous
Tag questions
Can = kan, kunnen
Can + hele werkwoord
Could in de verleden tijd gebruiken.
Gebruik: als je praat over vaardigheden die je geleerd hebt.
Wednesday can dance very well.
Can in een vraag:
can vooraan zetten, gevolgd door het onderwerp en het tweede werkwoord.
Can you speak three different languages?
Can in een ontkenning:
not toevoegen aan can > can't/cannot.
Er verandert verder niets aan de zin.
He can't swim very fast
He cannot swim very fast
To be able to = in staat zijn om (fysiek)
Juiste vorm van 'to be' gebruiken.
am/are/is > tegenwoordige tijd
was/were > verleden tijd
will > toekomst
Na 'to be able to' volgt het hele werkwoord.
Vragen maken: vorm van 'to be' vooraan zetten, gevolgd door het onderwerp en able to + hele werkwoord.
Are you able to come to my party tonight?
Were you able to get up?
Will you be able to walk next week?
We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.