Chapitre 2 GR. H

1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vorige keer gedaan & wat doen we vandaag?
H. Grammaire et écrire

- faire/corriger ex 30c + d+31c+d+32
- Oefenen werkwoorden op er

lesdoel:Je kunt werkwoorden op -er gebruiken

Slide 2 - Slide

Een werkwoord vervoegen: hoe gaat dat in het Nederlands?
merken > stam > merk
ik merk
jij merkt
hij merkt
wij merken
jullie merken
zij merken

Slide 3 - Slide

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER.
  • danser
  • travailler
  • donner

Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit zijn: de regelmatige werkwoorden op -er. 

Slide 4 - Slide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter... bijvoorbeeld:

parler --> parl --> Il parle
danser --> dans --> Elles dansent

Slide 5 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 6 - Slide

Nederlands
persoonlijk
voornaam
woord
hele werkwoord
Parler
werkwoord -er
Ik praat
je
parl
+ e
jij praat
tu
parl
+ es
hij/zij/wij/men
il/elle/on
parl
+ e
wij praten
nous
parl
+ ons
u/jullie praten
vous
parl
+ EZ
zij praten
ils/elles
parl
ent 

Slide 7 - Slide

Welke Franse regelmatige werkwoorden ken je?

Slide 8 - Open question

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon. Let goed op de uitgangen! 
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 9 - Drag question


Wat is de stam van parler (praten)?

Slide 10 - Open question


Wat is de stam van jouer (spelen)?

Slide 11 - Open question


Welke zin is goed?
A
Le garçon cherchent bien.
B
Le garçon regardons bien.
C
Le garçon parles bien.
D
Le garçon écoute bien.

Slide 12 - Quiz


Welke is goed?
A
Tu cherche un livre.
B
Il cherche un livre.
C
Nous cherchez un livre
D
Elles cherchons un livre.

Slide 13 - Quiz


Welke is goed?
A
Ils répètent la question.
B
Ils répètes la question.
C
Ils répétons la question.
D
Ils répète la questions.

Slide 14 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 15 - Drag question

Vorige keer gedaan & wat doen we vandaag?
H. Grammaire et écrire

- Opdr. 30c
- Oefenen werkwoorden op er
- Lupin kijken (tijd over)
Je kunt werkwoorden op -er gebruiken

Slide 16 - Slide