Herhaling 6.1 t/m 6.3

Welkom!    
Laptop, pen/stift
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom!    
Laptop, pen/stift

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Een BB'tje 
  •  Leren voor de toets

Slide 2 - Slide

Regels van de begrippenbingo
  • We zijn rustig en schreeuwen niet door de klas!
    Lukt dit niet heeft dit consequenties
  • Valse bingo is een rondje naast je tafel draaien
  • Ronde 1: 1 rij
  • Ronde 2:  hele kaart

Slide 3 - Slide

Keuze menu
  • Zelfstandig leren, opdrachten maken, herhaling maken
  • LessonUp in stilte meedoen

Slide 4 - Slide

effect in koude gebieden
effect in warme gebieden
meer planten
minder planten
minder water
meer water
meer landbouwgrond
minder landbouwgrond

Slide 5 - Drag question

Beschrijf het temperatuurverschil tussen Noord- en Zuid Europa
A
In het zuiden is het warmer dan in het noorden
B
In het noorden is het warmer dan in het zuiden
C
Het zuiden heeft een droge tijd en het noorden niet
D
Het noorden heeft het hele jaar neerslag en het zuiden niet

Slide 6 - Quiz

Beschrijf het temperatuurverschil tussen oost en west Europa
A
In het oosten is de temperatuur extremer
B
In het oosten is de temperatuur milder
C
In het westen is de temperatuur extremer
D
In het oosten is het droger

Slide 7 - Quiz

Beschrijf de ligging van de gematigde zone
A
deze ligt tussen 0 en 23,5 graden
B
deze ligt tussen 30 en 60 graden
C
deze ligt tussen 23,5 en 66,5 graden
D
deze ligt tussen 66,5 en 90 graden

Slide 8 - Quiz

Verklaar waarom het in Zuid Europa warmer is dan in Noord Europa in de zomer.
A
In het zuiden staat de zon meer loodrecht in de zomermaanden
B
Het zuiden heeft meer invloed van de golfstroom
C
Het zuiden heeft een droge tijd
D
Het noorden heeft meer neerslag

Slide 9 - Quiz

In de zomer zorgt een aanlandige wind voor
A
koelte
B
warmte

Slide 10 - Quiz

In de winter zorgt een aflandige wind voor
A
warmte
B
kou

Slide 11 - Quiz

De oorzaak van gematigde temperaturen bij zee is
A
water warmt sneller op en koelt sneller af
B
water warmt langzamer op maar koelt sneller af
C
water warmt sneller op maar koelt langzamer af
D
water warmt langzamer op en koelt langzamer af

Slide 12 - Quiz

Wanneer aan de kust een aflandige wind waait
A
worden de zomers kouder en de winter warmer
B
worden de zomers en de winter kouder
C
worden de zomers warmer en de winters kouder
D
worden de zomers en de winter warmer

Slide 13 - Quiz

In scandinavië regent het het meest in
A
het oosten
B
het noorden
C
het zuiden
D
het westen

Slide 14 - Quiz

Welke reliëf vormen heeft Nederland?
A
heuvelland en laagland
B
middelgebergte, heuvelland en laagland
C
alleen laagland
D
heuvelland en middelgebergte

Slide 15 - Quiz

De belangrijkste oorzaak van de overvloedige neerslag langs de west kust van Noorwegen heeft te maken met
A
de harde zeewind
B
de ligging op hoge breedte
C
de ligging van gebergten
D
de lange winters

Slide 16 - Quiz

De westkant van Noorwegen ligt aan de
A
lijzijde van het gebergte
B
loefzijde van het gebergte
C
de stuwingskant van het gebergte
D
de dalingskant van het gebergte

Slide 17 - Quiz

Bij de lijzijde
A
is er sprake van stijgende lucht en droogte
B
is er spraken van stijgende lucht en regen
C
is er sprake van dalende lucht en droogte
D
is er sprake van stijgende lucht en regen

Slide 18 - Quiz

Stijgende lucht
A
leidt altijd tot neerslag
B
leidt soms tot neerslag maar soms tot droogte
C
leidt bijna altijd tot droogte
D
heeft geen invloed op neerslag

Slide 19 - Quiz

In het westen van Scandinavië is het
A
kouder dan je gezien de ligging zou verwachten
B
warmer dan je gezien de ligging zou verwachten
C
precies zoals je zou verwachten

Slide 20 - Quiz

Hoe heet de zeestroom die langs Europa stroomt?

Slide 21 - Open question

Als je 1000 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 22 - Quiz

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De temperatuur in meters.

Slide 23 - Quiz

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Poolklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 24 - Quiz

Welke kenmerk hoort niet bij de tropische zone:
A
Veel neerslag
B
Veel bomen
C
Lage temperatuur
D
Dichtbij de evenaar

Slide 25 - Quiz

1
2
3
tropische zone
gematigde zone
poolstreek

Slide 26 - Drag question

Tropisch
Savanne
Steppe
Woestijn

Slide 27 - Drag question