A2B Woordenschat H1-4

1 / 22
next
Slide 1: Video
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Agenda
- Kort herhalen H1+H2 Woordenschat
- HW: jullie hebben H3+4 filmpjes gekeken
- Uitleg vaste voorzetsels + voorzetseluitdrukkingen (H3)
- Uitleg rijmende uitdrukkingen (H4)
- Maken opdracht 1+2 (H3) + 1 (H4)

- Week 12:  repetitie H1-6 Woordenschat

Slide 2 - Slide

Woordenschat
- Bij beeldspraak wordt er in beelden gesproken of geschreven.
- Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik.

Bijvoorbeeld:
- uitdrukkingen, gezegdes en spreekwoorden

Het is zoeken naar een speld in de hooiberg.

Slide 3 - Slide

H1 Woordenschat
De winnaar van The Voice was zo trots als een pauw = vergelijking

2 dingen naast elkaar die op elkaar lijken.

De winnaar van The Voice = object (o)
een pauw = beeld (b)

Slide 4 - Slide

Baal jij als een stekker als je op een familiefeestje door iedereen begroet wordt? Vergelijking: object+beeld?

Slide 5 - Open question

Geef zelf een vergelijking.

Slide 6 - Open question

H1 Woordenschat
Vergelijking= Van veraf is die rots (object) net een olifant (beeld)
Metafoor= Zullen we die olifant (beeld) eens beklimmen.

Personificatie= De toekomst lacht me tegemoet
Een voorwerp, plant, dier of abstract begrip (liefde, verdriet) menselijke eigenschappen.

Slide 7 - Slide

Grote stukken land zullen verdrinken. Welk woord+vorm?

Slide 8 - Mind map

Dat klinkt geweldig, maar er zijn wel struikelblokken. Woord(en)+ vorm?

Slide 9 - Open question

H3 Woordenschat
Vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen

Ik kan altijd op mijn vrienden rekenen. = werkwoord + voorzetsel

De voordelen van kleedgeld zal ik toelichten aan de hand van een voorbeeld.  = woordcombinaties

Slide 10 - Slide

H2 Woordenschat
Metonymie
Nederland verloor met 3-0.
Ik heb een Samsung gekocht.
Zij won zilver op de Spelen.
Ik lust nog wel een bordje.
Die krullenbol kan goed schaatsen.

Slide 11 - Slide

Het overkomt zelfs de knapste koppen: verdwalen.
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor
D
metoniem

Slide 12 - Quiz

H3 Woordenschat_voorzetsels
Vaste voorzetsels:
1. werkwoorden: rekenen op
2. zelfstandig naamwoord+ werkwoord + voorzetsel
     bezwaar hebben tegen
3. bijvoeglijk naamwoord+ werkwoord+voorzetsel
     bang zijn voor, dol zijn op

Slide 13 - Slide

Vaste voorzetsels (vz):
Zin: Hij lijkt als twee druppels water op zijn opa.

A
werkwoord + voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord+ww+vz
C
bijvoeglijk naamwoord+ww+vz

Slide 14 - Quiz

H3 Voorzetseluitdrukkingen
1. In het kader van de excursie organiseert de school een meeting.

2. Zij maakte haar wiskundesommen met behulp van een geodriehoek.

woordcombinaties
vervangen door 1 woord

1. vanwege
2.met

Slide 15 - Slide

Opa en oma geven een feest ter ere ... hun gouden huwelijk.
A
met
B
van
C
bij
D
om

Slide 16 - Quiz

H4 Woordenschat
Rijmende uitdrukkingen

Rutte werd gefouilleerd van top tot teen.
Britt heeft ons alles in geuren en kleuren verteld.
Baat het niet, dan schaadt het niet.

Slide 17 - Slide

H4 Rijmende uitdrukkingen
Beginrijm / alliteratie   =
Rutte werd gefouilleerd van top tot teen.

Eindrijm =
Britt heeft ons alles in geuren en kleuren verteld.

Rijmende woordparen bij langere uitdrukkingen  / spreekwoorden =
Baat het niet, dan schaadt het niet.

Slide 18 - Slide

Om welk(e) woord(en) gaat het?
Gelukkig heeft zij ons met raad en daad bijgestaan.

Slide 19 - Open question

heg noch steg

A
beginrijm
B
alliteratie
C
eindrijm

Slide 20 - Quiz

Aan de slag!
H3 Woordenschat opdracht 1+2
H4 Woordenschat opdracht 1+2

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
H3 Woordenschat opdracht 1+2
H4 Woordenschat opdracht 1

Slide 22 - Slide