πρόλογος:: tekst en cultuur

πρόλογος:

tekst en cultuur

1 / 72

Slide 1: Slide

Latijn en GrieksSecundair onderwijs

This lesson contains 72 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Lesson duration is: 50 min

Items in this lesson

πρόλογος:

tekst en cultuur

Slide 1 - Slide

De fabel

- eenvoudige, korte verhaalvorm

- herkenbaarheid van de personages:

-> mensen, dieren, planten, bergen

-> menselijke eigenschappen en typische karaktertrekken

- illustratie van een algemeen bekende waarheid

- zedenles: goede les i.v.m. menselijke zwakheden

Slide 2 - Slide

Welke kenmerken van de fabel ken je?

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Video

De kameel en Zeus

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Naar wie of wat verwijst αὐτῷ in de zin:
καὶ φθονεῖ αὐτῷ?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Naar wie of wat verwijst τὰ αὐτὰ in de zin:
αὐτὸς τὰ αὐτὰ ἔχειν βούλεται?

Slide 11 - Mind map

Slide 12 - Slide

Hoe kunnen we Διὰ τοῦτο vlot vertalen?

Slide 13 - Mind map

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Wat klopt voor de vorm δέῃ?

Het is 2e persoon en athematisch.

Het is 3e persoon en contract.

Het is deponent en enkelvoud.

Het is passief en contract.

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

De persoon van Τιμωροῦμαι.

σε

Slide 20 - Drag question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Wat is de gepaste vertaling van τι in de zin: μέρος τι τῶν ὤτων ἀφαιροῦμαι?

wat

iets

een of ander

een

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wat is de functie van deze laatste zin in de fabel?

Slide 25 - Open question

De raaf en de vos

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Het grondwoord van θεωμένη is

θεός

θεᾶσθαι

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Het werkwoord is ἐπαινεῖ

thematisch

contract op -ε

contract op -α

athematisch

Slide 33 - Quiz

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Naar wie of wat verwijst het woord αὐτῇ in de zin: Ό δὲ κόραξ παραστῆσαι αὐτῇ ἐθέλει'

Slide 40 - Mind map

Slide 41 - Slide

Wat zou er nu gebeuren?

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Welk verschijnsel valt op in de laatste zin?
Πρὸς ἄνδρα ἄφρονα ὁ λόγος εὔκαιρος.

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Video

De rovers en de haan

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide

Deze fabel wijkt een beetje af van de meeste andere. In welk opzicht?

Slide 54 - Open question

Slide 55 - Slide

Slide 56 - Slide

Slide 57 - Slide

Slide 58 - Slide

Slide 59 - Slide

Slide 60 - Slide

Slide 61 - Slide

Waarop slaat διὰ τοῦτό
in de zin: Ἀλλὰ διὰ τοῦτό σε μᾶλλον θύομεν ?

Slide 62 - Mind map

Slide 63 - Slide

Naar wie of wat verwijst ἐκείνους in de zin:
εἰ γὰρ ἐκείνους ἐγείρεις?

Slide 64 - Mind map

Slide 65 - Slide