4B Herhaling Nieuw Nederlands H2 Woordenschat en Taalverzorging

Nodig
  • Nieuw Nederlands blz 61
  • Pen & papier
Planning
  • Voorlezen
  • Woordenschat
  • Aan elkaar of los
  • Werkwoordspelling samengestelde zinnen
  • Woordvolgorde
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nodig
  • Nieuw Nederlands blz 61
  • Pen & papier
Planning
  • Voorlezen
  • Woordenschat
  • Aan elkaar of los
  • Werkwoordspelling samengestelde zinnen
  • Woordvolgorde

Slide 1 - Slide

Voorlezen
Vermoorde onschuld

Slide 2 - Slide

De betekenis afleiden uit het woord zelf 1
  • kijk of een woord is samengesteld uit twee of meer woorden. Misschien ken je de betekenis van de losse woorden wel. vakkennis = kennis van een vak = iets weten over een vak/beroep
  • Kijk of het woord lijkt op een ander woord dat je al kent
    interesseren lijkt op interessant dus is iets interessant vinden

Slide 3 - Slide

De betekenis afleiden uit het woord zelf 2
  • Kijk of een woord voor- of achtervoegsels heeft.
  • vernieuwen = ver + nieuw = nieuwer maken
  • misstap = mis + stap = een verkeerde stap/fout

Slide 4 - Slide

Het woord 'ongevoelig' heeft:
A
Alleen een voorvoegsel
B
Alleen een achtervoegsel
C
Zowel een voor- als achtervoegsel
D
Geen voor- of achtervoegsel

Slide 5 - Quiz

Wat betekent het achtervoegsel -lijks?
A
niet
B
tussen
C
elke
D
met

Slide 6 - Quiz

Het achtervoegsel -loos betekent....
A
Min
B
Groot
C
Negatief
D
Zonder

Slide 7 - Quiz

Een voorbeeld van een woord met een achtervoegsel is
A
onthaasten
B
wanhoop
C
hopeloos
D
haastig

Slide 8 - Quiz

Welk woord heeft een voorvoegsel?
A
extra
B
hoekschop
C
zwartrijder
D
interland

Slide 9 - Quiz

Groepsdans
A
Voorvoegsel
B
Samengesteld woord
C
Lijkt op een ander woord

Slide 10 - Quiz

Op welk woord lijkt het woord 'humoristisch'?

Slide 11 - Open question

Aan elkaar of los?

Slide 12 - Slide

Aan elkaar of los?

Slide 13 - Slide

8. Aan elkaar of los?

Slide 14 - Slide

Aan elkaar of los geschreven? 'Snel keek ze er.... in.'
A
erin
B
er in

Slide 15 - Quiz

Aan elkaar of los geschreven? 'Natuurlijk, wist zij er....van.'
A
er van
B
ervan

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste spelling?
A
Zuid Hollander
B
Zuidhollander
C
Zuid-Hollander

Slide 17 - Quiz

Aan elkaar of los? 'Hij heeft alweer een lastig kriebel …. hoestje.'
A
kriebel hoestje
B
kriebelhoestje

Slide 18 - Quiz

Aan elkaar of los?
A
bananen schil
B
bananenschil

Slide 19 - Quiz

Samengestelde zinnen
  • zinnen kunnen samengesteld zijn uit meerdere zinnen
  • Samengestelde zinnen hebben twee of meer persoonsvormen
  • Om erachter te komen welke woorden persoonsvormen zijn in een zin, verander je de tijd. Alle pv’s veranderen mee.
  • Jan was te laat en rende naar school > Jan is te laat en rent naar school.

Slide 20 - Slide

Is onderstaande zin een enkelvoudige of samengestelde zin?

Claudia's zangleraar vindt dat zij talent heeft.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 21 - Quiz

Is onderstaande zin een enkelvoudige of samengestelde zin?

Zorg voor warme kleren als je in het bos loopt.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 22 - Quiz

Is onderstaande zin een enkelvoudige of samengestelde zin?

Ik wil graag naar huis, want ik voel me niet lekker.
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin

Slide 23 - Quiz

Dit lieve kleine meisje heeft zich nog nooit zo verschrikkelijk eenzaam gevoeld.
A
geen samengestelde zin
B
wel een samengestelde zin

Slide 24 - Quiz

Het (gebeuren) regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Test H2
Maak opdr 11 t/m 19 op blz 80

Slide 26 - Slide