Les 8 30/10

Wat gaan we vandaag doen?
Nakijken leestaak
Spelling werkwoorden tt en vt
Leestekens
Lezen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsEnseignement Secondaire

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag doen?
Nakijken leestaak
Spelling werkwoorden tt en vt
Leestekens
Lezen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Afmaken opdracht 20 b t/m f + t/m 23
Woorden blz. 45
Wat is een persoonsvorm?
Persoonsvorm tt en vt
Maken instap opdracht

Slide 2 - Slide

Persoonvorm
https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/persoonsvorm/

https://www.cambiumned.nl/werkwoordspelling/

Slide 3 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
Stam van het ww
te(n) / de(n)
't ex-kofschip

Julian (sparen) als zijn zakgeld en is nu rijk
stam = spar --> ik-vorm spaar
Julian spaarde 

Slide 4 - Slide

Spelling: leestekens

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Wat is interpunctie?
Interpunctie is het plaatsen van punten,
 komma's, puntkomma's, dubbele punten,
 aanhalingstekens, uitroep- en vraagtekens
--> het plaatsen van leestekens
 

Slide 7 - Slide

Hans zei: "Grietje, zal ik met dit mooie weer mijn rokje aantrekken?"
of
"Hans," zei Grietje, "zal ik met dit mooie weer mijn rokje aantrekken?"

Kortom: leestekens zijn belangrijk!

Slide 8 - Slide

Spelling
 Leestekens

Slide 9 - Slide

Lesdoel
Ik kan de leestekens op de juiste plek zetten in de zin.

Slide 10 - Slide

Wat is interpunctie?
Interpunctie is het plaatsen van punten,
 komma's, puntkomma's, dubbele punten,
 aanhalingstekens, uitroep- en vraagtekens
--> het plaatsen van leestekens
 

Slide 11 - Slide

Waarom interpunctie?
  • Bij een tekst zonder interpunctie is de kans groot dat er verwarring ontstaat.
  •  Interpunctie pas je toe om er zeker van te zijn dat mensen jouw woorden lezen zoals jij ze hebt bedoeld.

Slide 12 - Slide

De leestekens
  • Punt.
  • Komma,
  • Dubbele punt:
  • 'Aanhalingstekens'
  • Uitroepteken!
  • Vraagteken?

Slide 13 - Slide

De punt 
Zet je na een zelfstandige zin.

Paulien gaat morgen naar Amsterdam.

Slide 14 - Slide

De komma (1)
1. Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe (langere) zin. 

Die komma staat dan:
- Tussen twee persoonsvormen:
∘ Als het hard regent, moet je een regenpak aan.
- Voor voegwoorden als maar, nadat, omdat, terwijl, want:
∘ Lotte miste de trein, doordat ze te laat opstond.
Zet (in het algemeen) geen komma voor en en of.
- Voor en na een deel van een zin dat niet zelfstandig kan staan:
∘ De peren, die beschimmeld zijn, moet je weggooien.

Slide 15 - Slide

De komma (2)
2. Tussen de delen van een opsomming (maar niet voor en):

- Nederlanders gaan graag op vakantie naar Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland.


Slide 16 - Slide

Welk(e) leesteken(s) moet je gebruiken?

Het brugklaskamp ging naar het mooie winderige Texel
A
Punt
B
Komma
C
Uitroepteken
D
Vraagteken

Slide 17 - Quiz

Ik vind dit een leuk boek omdat, ik me herken in de hoofdpersoon.
A
Leestekens zijn onjuist gebruikt
B
Leestekens zijn juist gebruikt

Slide 18 - Quiz

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens zijn goed geschreven
B
leestekens zijn fout geschreven

Slide 19 - Quiz

Dubbele punt (1)
1. Voor een aangekondigde opsomming
- Dit zijn onze favoriete vakantielanden: Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland.

2. Voor de directe rede of een citaat. Je geeft dan iemands woorden letterlijk weer
- Ingmar zei vol zelfvertrouwen: ‘Ik ga voor de toets wiskunde een 10 halen.’


Slide 20 - Slide

Dubbele punt (2)
3. Als het tweede deel van een zin een verklaring of reden vormt bij het eerste deel
- Romie verzorgt haar konijnen goed: ze is een echte dierenvriend.

Tip: Je kunt de dubbele punt in dit geval ook vervangen door een komma + want.

Slide 21 - Slide

Aanhalingstekens ''...'' of '...'
(Basis)
  • Bij citaten:
    - Henk zei: ''Dat vind ik niet erg aardig van je!''
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:
      - Het woord ‘elektriciteit’ wordt vaak fout gespeld.

Slide 22 - Slide

Verbeter:
De jongen riep pas op met oversteken

Slide 23 - Open question

Les 8 30/10

Slide 24 - Slide