Havo 3 wiA telproblemen

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Havo 3 wiA telproblemen

Wat is de mediaan van deze boxplot?

1. 34
2. 21
3. 20
4. Dat kun je niet weten!

De jongste persoon uit deze boxplot is ....

1. 6 jaar
2. 6,5 jaar
3. 7 jaar
4. 7,5 jaar

Hoe groot is in deze boxplot de kwartielafstand?

1. 34
2. 20
3. 12
4. 8

Herhaling:
Wat is de modus in
dit staafdiagram?

1. modus = 10 leerlingen
2. modus = 10 fouten
3. modus = 3 fouten
4. modus bestaat niet

Hoe groot is in deze boxplot de spreidingsbreedte?

1. 34
2. 20
3. 12
4. 8

Doelen

- Ik weet wat een wegendiagram is

- Ik kan de vermenigvuldigingsregel toepassen

- Ik weet wat het verschil is in tellen met en zonder herhaling en kan dit beiden berekenen

Wegendiagram

Een wegendiagram geeft keuzes weer per "handeling" (onderdeel). Met de vermenigvuldigingsregel bereken je vervolgens hoeveel verschillende keuzes je in totaal kunt maken

Hoeveel verschillende manieren kan ik mijn auto kopen?

1. 60
2. 13
3. 30

Vermenigvuldingsregel

De vermenigvuldigingsregel

Hoeveel getallen zijn er mogelijk?

1. 5⋅5⋅5=125
2. 4⋅4⋅6=96
3. 5⋅4⋅6=120
4. 5⋅5⋅6=150

De drie schijven draaien
alle drie een cijfer, dit wordt
samengevoegd tot een
getal van 3 cijfers. Hoeveel even
getallen zijn mogelijk?

1. 6 ⋅ 4 ⋅ 3 = 72
2. 6 ⋅ 4 ⋅ 2 = 48
3. 3 ⋅ 2 ⋅ 2 = 12
4. 3 ⋅ 4 ⋅ 3 = 36

Hoeveel oneven getallen zijn mogelijk?

1. 6 ⋅ 4 ⋅ 3 = 72
2. 3 ⋅ 2 ⋅ 1 = 6
3. 3 ⋅ 4 ⋅ 3 = 36
4. 6 ⋅ 4 ⋅ 1 = 24

Van A naar B en terug, hoeveel mogelijkheden? 

Van A naar B en terug, hoeveel mogelijkheden? 

4 x 4 = 16  of 

4​2​​=16

Telproblemen zonder herhaling

En hoeveel mogelijkheden zijn er als je een andere weg terug moet lopen? 

Telproblemen zonder herhaling

En hoeveel mogelijkheden zijn er als je een andere weg terug moet lopen? 

4 x 3 = 12

Telproblemen zonder herhaling

En stel je voor dat je van 

A - B - A - B - A

(dus twee keer heen en weer).

Hoeveel mogelijkheden zijn er dan? 

Telproblemen zonder herhaling

En stel je voor dat je van 

A - B - A - B - A

(dus twee keer heen en weer).

Hoeveel mogelijkheden zijn er dan? 

4 x 3 x 2 x 1 = 24

Met en zonder herhaling

Bij een telprobleem "met herhaling" blijft het aantal keuzes steeds gelijk. Bij een telprobleem "zonder herhaling" wordt het aantal keuzes steeds één minder.

Je hebt in een vaas 30 rode knikkers en 25 blauwe knikkers. Je pakt steeds één voor één knikkers. Je pakt in totaal drie knikkers. Op hoeveel manieren kun je twee rode en één blauwe knikker pakken?

1. 30 x 30 x 25 = 22500 manieren
2. 30 x 29 x 28 = 24360 manieren
3. 30 x 29 x 25 = 21750 manieren
4. 30 x 30 x 30 = 27000 manieren

Er zitten 30 leerlingen in de klas. We hebben een paaslunch in de klas. 1 leerling gaat voor het drinken zorgen, 1 leerling haalt paaseitjes, 1 leerling zorgt voor muziek en 1 leerling ruimt na die tijd op. Op hoeveel manieren kan ik deze 4 leerlingen kiezen?

1. 30 x 30 x 30 x 30 = 810000
2. 30x29x28x27=657720 manieren
3. 4 x 3 x 2 x 1 = 24 manieren
4. 4 x 30 = 120 manieren

Tellen met en zonder herhalen

Telproblemen. Met of zonder terugleggen