This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Rekenkwis
Kladpapier mag je gebruiken...
Slide 1 - Slide
Lina is 9 jaar jonger dan haar broer. Haar broer is 20 jaar. Hoe oud is Lina?
A
12 jaar
B
11 jaar
C
8 jaar
D
10 jaar
Slide 2 - Quiz
Bij een boekenwinkel krijg je bij iedere 10 euro die je besteedt een spaarzegel. Mara koopt voor 310 euro. Hoeveel zegels krijgt ze?
A
30 zegels
B
31 zegels
C
11 zegels
D
21 zegels
Slide 3 - Quiz
In welke maand wordt Pasen gevierd?
A
Februari
B
Maart
C
April
D
Juni
Slide 4 - Quiz
Hoeveel minuten zitten er in een uur?
A
15
B
30
C
45
D
60
Slide 5 - Quiz
Hoeveel procent van het vierkant is rood gekleurd?
A
50 %
B
25 %
C
12,5 %
D
37,5 %
Slide 6 - Quiz
Hoeveel maanden is een kwartaal
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 7 - Quiz
Instapopdracht: 5 muffins kosten 3 euro. Wat kosten 15 muffins?
A
3 euro
B
6 euro
C
9 euro
D
12 euro
Slide 8 - Quiz
Stijn gaat knikkeren met 50 knikkers. Hij verliest er 36 en wint er 16. Hoeveel knikkers houdt hij over?
A
29 knikkers
B
28 knikkers
C
31 knikkers
D
30 knikkers
Slide 9 - Quiz
Hoe bereken je de omtrek?
A
Alle zijdes bij elkaar optellen.
B
Lengte x breedte
C
Lengte x breedte x hoogte
Slide 10 - Quiz
Het is...
A
kwart voor 3
B
kwart over 9
C
half 3
D
kwart over 3
Slide 11 - Quiz
2,72+51=
A
52.72
B
514
C
7,72
D
2,92
Slide 12 - Quiz
Van percentage naar breuk 60% is ...
A
1/4
B
3/5
C
3/8
D
6/9
Slide 13 - Quiz
Yulan geeft een feestje. Hij nodigt 19 kinderen uit. 1 kind is ziek, 3 anderen kunnen ook niet komen. Hoeveel kinderen komen er op het feestje?
A
14 kinderen
B
16 kinderen
C
15 kinderen
D
13 kinderen
Slide 14 - Quiz
Hoe bereken je de inhoud?
A
Lengte x breedte
B
Lengte x breedte x hoogte
C
Alle zijdes bij elkaar optellen.
Slide 15 - Quiz
Van decimaal getal naar percentage 0,04 is ...
A
400%
B
40%
C
4%
D
0,4%
Slide 16 - Quiz
Hoeveel gram (gr) is 1 kilo?
A
10 gr
B
100 gr
C
1000 gr
D
10.000 gr
Slide 17 - Quiz
Na mei komt
A
april
B
juli
C
juni
D
maart
Slide 18 - Quiz
In een quiz zitten 20 vragen. Je hebt er 14 goed, tenminste dat dacht je. Het blijkt dat je er toch nog 3 goed hebt. Hoeveel vragen heb je in totaal fout?
A
6
B
3
C
2
D
5
Slide 19 - Quiz
Het is
A
half 11
B
10 uur
C
half 10
D
30 uur
Slide 20 - Quiz
Uit hoeveel blokjes bestaat figuur A?
A
9
B
10
C
11
D
12
Slide 21 - Quiz
Welk getal is oneven?
A
64
B
88
C
73
D
96
Slide 22 - Quiz
Vandaag is het donderdag. Gisteren was het....
A
donderdag
B
zaterdag
C
woensdag
D
dinsdag
Slide 23 - Quiz
Linde koopt 4 films van 24,90 euro. Hoeveel cent krijgt ze terug als ze betaalt met 100 euro?
A
60 cent
B
40 cent
C
40 cent
D
30 cent
Slide 24 - Quiz
Een maand heeft ongeveer ...... weken
A
4
B
365
C
12
D
30
Slide 25 - Quiz
A
20%
B
40%
C
10%
D
30%
Slide 26 - Quiz
Kirsten telt de parkeerplaatsen. Er zijn 537 parkeerplaatsen. 289 plaatsen zijn al bezet. Hoeveel lege plaatsen zijn er nog?
A
347
B
249
C
248
D
348
Slide 27 - Quiz
A
10%
B
20%
C
5%
D
15%
Slide 28 - Quiz
A
10%
B
20%
C
15%
D
25%
Slide 29 - Quiz
Je moet € 4,10 betalen. Je geeft de kassamedewerker € 5,-. De kassamedewerker vraagt er € 0,10 bij. Hoeveel krijg je terug?