VAKDIDACTIEK Hoofdstuk 5 Toetsing 21

Hoofdstuk 5 Toetsing
1 / 21
next
Slide 1: Slide
OnderwijswetenschappenWOStudiejaar 2,3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hoofdstuk 5 Toetsing

Slide 1 - Slide

Doelen
  • Je weet hoe je de validiteit en betrouwbaarheid van toetsen kunt vergroten.
  • Je kunt de voor- en nadelen van de verschillende beoordelingsmodellen benoemen en onderbouwen.
  • Je kunt een beoordelingsmodel voor gespreks/spreek- of schrijfvaardigheid analyseren a.d.h.v. checklist ERK.

Slide 2 - Slide

Hoe wordt schrijfvaardigheid getoetst bij jou op school?

Slide 3 - Open question

Hoe wordt
spreek- of
gespreksvaardigheid
getoetst?

Slide 4 - Mind map

Functie van toetsing
  • meten versus beoordelen
  • formatief versus summatief toetsen

Functie van toetsing:
  • terugkoppeling
  • extrinsieke motivatie
    (voorkom pedagogisch cijferen!)

Slide 5 - Slide

Criteria Toetsing: validiteit
Valide toetsen
  • Meet de toets wat hij dient te meten?
  • Is de leerstof evenredig verdeeld over de toetsvragen?
  • Komt de wijze van toetsing overeen met dat wat de leerlingen geoefend hebben?


Voorbeeld:
Literatuur en gespreksvaardigheid in één mondeling toetsen
Gespreksvaardigheid schriftelijk toetsen
Het Cito-eindexamen, dat geen leesvaardigheid toetst, maar Cito-vaardigheid (?!)

Slide 6 - Slide

Validiteit
Begripsvaliditeit:
wordt datgene getoetst, wat men verstaat onder het begrip? (bijv. taalvaardigheid, luistervaardigheid, uitspraak…)
Inhoudsvaliditeit:
(bij vorderingentoetsen): is de toets een goede steekproef van wat er onderwezen is? Let o.a. op: moeilijkheidsgraad, gebruiksnut, bestede tijd en aandacht…
Schijnvaliditeit:
komt de toets overeen met het idee dat de lln. zich gevormd heeft van de te toetsen vaardigheid? (o.a. om deze reden: sluit de toets aan bij de manier waarop de lln. geoefend hebben?)

Slide 7 - Slide

Kijkvraag
Bekijk het volgende clipje. 
Hoe valide is de toets?


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Betrouwbaarheid
Betrouwbare toetsen
  • Zelfde toets een week later afnemen, zou eenzelfde resultaat moeten opleveren.
  • Het mag niet uitmaken wie de toets nakijkt. Het cijfer zou – ongeacht de beoordelaar – gelijk moeten zijn.
  • Het moet inzichtelijk zijn hoe het cijfer/de beoordeling tot stand is gekomen (welke onderdelen, hoeveel punten voor welk onderdeel, etc)
  • Elk verschil in score op de toets moet overeenkomen met werkelijke verschillen in kennis of vaardigheid bij de lln.



Slide 10 - Slide

Je wilt de gespreksvaardigheid van je leerlingen toetsen. Je laat ze een korte presentatie van zichzelf voorbereiden, die ze op de toets mondeling presenteren.
Deze vorm van toetsing is...
A
valide
B
misschien valide, misschien niet.
C
niet valide

Slide 11 - Quiz

Factoren die de meetbetrouwbaarheid bepalen:
  • Afname-omstandigheden voor elke lln. gelijk?
  • Opdrachten eenduidig / voor elke lln. begrijpelijk?
  • Is optimaal eenduidig, welk antwoord juist is?
    Stelt jezelf hierbij de volgende vragen:
  • Ligt het goede antwoord van te voren vast (‘objectieve toetsen’)?
  • Is van te voren optimale overeenstemming bij beoordelaars van open vragen?
  • Is het aantal items groot genoeg om toeval te voorkomen?
  • Worden er geen items ‘weggegeven’?

Slide 12 - Slide

Je wilt de spreekvaardigheid van je leerlingen toetsen. Elke leerling moet een (vergelijkbaar) plaatje beschrijven.
De beoordeling doe je aan de hand van een indruk cijfer.
Deze vorm van toetsing is..
A
valide & betrouwbaar
B
valide, niet betrouwbaar
C
niet valide, wel betrouwbaar
D
niet valide & niet betrouwbaar

Slide 13 - Quiz

Een valide vaardigheidstoets is vaak minder betrouwbaar.
Een betrouwbare vaardigheidstoets is vaak minder valide.
Waarom?

Slide 14 - Open question

Lees de volgende opdracht
Je bent met je familie op vakantie geweest in Engeland. Daar heb je een leuke familie ontmoet. Vader, moeder en dochter Jane en zoon Michael. Je bent net thuis aangekomen en je beschikt weer over wifi. Je wilt even laten weten hoe is de reis is verlopen en wat je vanmiddag gaat doen.


Schrijf een mailtje naar Jane of Michael, waarin je vertelt hoe de reis is gegaan en wat je die middag gaat doen.

Slide 15 - Slide

Noem twee manieren waarop je de betrouwbaarheid bij deze opdracht kunt borgen.

Slide 16 - Open question

Wat kun je zeggen over de validiteit van deze schrijfopdracht? Beargumenteer je antwoord.

Slide 17 - Open question

Verwerkingsopdracht Spreken
a. Beoordeel de spreekvaardigheid van deze kandidaat. Het niveau is A1.

b. Bekijk ook de toets aan de hand van de begrippen
meten en beoordelen; validiteit en betrouwbaarheid.






Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Beoordeling:
  • welk cijfer zou je geven?
  • op basis van welke aspecten?
  • wat weegt het zwaarst/minst?

Wat vind je van de validiteit en betrouwbaarheid van deze toets?

Slide 20 - Slide

Verwerkingsopdracht Schrijven
a. Beoordeel de toets aan de hand van de beoordelingscriteria.

b. Beoordeel de toets aan de hand van de begrippen
meten en beoordelen; validiteit en betrouwbaarheid.

Slide 21 - Slide