H3: Communicatieve vaardigheden

1 / 95
next
Slide 1: Slide
TSGSecundair onderwijs

This lesson contains 95 slides, with text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Even opfrissen (zie Scoodle)
Belangrijke leerstof van de 2de graad:
- axioma's van Watzlawick
- Gordonmethode
- actief luisteren
- Roos van Leary
- Omgaan met diversiteit
Je kan altijd de voorkennistest op Scoodle doen!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Inleiding
Kijk naar het volgende fragment!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Inleiding
- Wat is de belangrijke boodschap in deze film?
  • Dat het soms belangrijker is om te luisteren dan eerst advies te willen geven.

- Waarom is dat zo belangrijk in dit fragment?
  • De vrouw wil haar verhaal gewoon kwijt en het gevoel hebben dat ze begrepen wordt.

- Hebben jullie zelf situaties/voorbeelden waaruit blijkt dat goed luisteren naar elkaar niet zo gemakkelijk is als het lijkt?

- Wat zijn belangrijke vaardigheden/technieken bij goed luisteren in dergelijke gesprekken?
  • empathie, actief luisteren, ik-boodschap

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Van waar kennen jullie de naam Carl Rogers?
Het humanistische perspectief van Carl Rogers stelt dat ieder mens een aangeboren neiging heeft tot zelfactualisatie, oftewel het streven om het beste uit zichzelf te halen. Volgens Rogers is een ondersteunende omgeving hierbij essentieel.
Welke aspecten horen volgens hem bij  de grondhouding  die we tegenover anderen (cliënten) aannemen? (Oefening 1 p. 95)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Oefening 1 p. 95
  • empathie: de ontvanger leeft zich in en tracht de zender te begrijpen

  • onvoorwaardelijke positieve waardering: de ontvanger aanvaardt hoe de zender zich voelt, denkt of zich gedraagt

  • echtheid: de ontvanger is oprecht; hij is eerlijk over zijn gevoelens en gedraagt zich zoals hij is

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Oefening 2 p. 95
Geef voorbeelden van professionele relaties waarin een vertrouwensband belangrijk is.
  • hulpverlener en cliënt – zoals bij een psycholoog, maatschappelijk werker of therapeut
  • arts en patiënt 
  • leerkracht en leerling 
  • coach en sporter 
  • manager en medewerker 
  • ...

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Observeren en interpreteren p. 95
Leg het communicatieproces nog eens uit in  je eigen woorden.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

1. Observeren en interpreteren p. 97
Onze interpretaties zijn sterk afhankelijk van de manier waarop we kijken naar onze omgeving en naar anderen = referentiekader
Oef. 7: Leg het begrip referentiekader uit.
  • Een referentiekader is het geheel van iemands ervaringen, normen, waarden en overtuigingen dat bepaalt hoe die persoon de wereld ziet en beoordeelt.
- Welke rol speelt het bij onze waarneming?
  • Het referentiekader beïnvloedt hoe we informatie interpreteren en wat we opmerken of juist negeren in onze waarneming.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Observeren en interpreteren p. 97
Oef. 8: Welke factoren beïnvloeden ons referentiekader?
  •  factoren zoals opvoeding, cultuur, religie, persoonlijke ervaringen, opleiding, sociale omgeving en media
- Geef voorbeelden van hoe die factoren de waarneming beïnvloeden.
  • Opvoeding: Leer je dat stilte beleefd is, dan zie je drukke mensen sneller als onbeschoft.
  • Cultuur – In jouw cultuur is directheid normaal, dus zie je omwegen als oneerlijk.
  • Religie – Je gelooft dat het leven heilig is, dus zie je euthanasie als verkeerd.
  • Ervaring – Gebeten door een hond? Je ziet honden sneller als gevaarlijk.
  • Opleiding – Een arts herkent sneller ziekteverschijnselen.
  • Sociale omgeving – Je vrienden haten een artiest, dus jij vindt hem ook minder leuk.
  • Media – Je ziet een wijk als gevaarlijk omdat het vaak zo in het nieuws komt.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Paul Watzlawick
  • Oostenrijks-Amerikaanse psycholoog (1921-2007)
  • alle mensen zijn verbonden
  • systeemdenken: je behoort tot een systeem: familie, vrienden, sportclub, werkkring... --> beïnvloeding tussen systemen en personen
  • regelmatig communicatiestoornissen
  • communicatie tussen mensen verklaren vanuit 5 axioma's

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Paul Watzlawick
5 axioma's: 
  1. Je kunt niet niet communiceren.
  2. We spreken altijd dubbel.
  3. Iedereen heeft zijn waarheid.
  4. Digitale en analoge taal.
  5. Wie heeft het voor het zeggen/interpunctie.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Oef. 9 p. 97
Kijk naar het volgend fragment. Welk axioma van Watzlawick verwijst naar het referentiekader? Leg uit.
  • Het vijfde axioma: "Communicatie is afhankelijk van de interpunctie van de interacties."
  • Uitleg: Dit betekent dat mensen dezelfde situatie anders kunnen interpreteren, afhankelijk van hun referentiekader. Wat de één ziet als oorzaak, ziet de ander als gevolg, omdat iedereen vanuit zijn eigen ervaringen, overtuigingen en perspectief (referentiekader) betekenis geeft aan communicatie.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Oef. 10 p. 97
Wat is cognitieve dissonantie ook alweer? (mondeling)
  • Cognitieve dissonantie is het innerlijke conflict dat ontstaat wanneer je twee tegenstrijdige gedachten, overtuigingen of gedragingen hebt. Het zorgt voor een ongemakkelijk gevoel, waardoor mensen vaak proberen het conflict op te lossen door hun gedrag of overtuigingen aan te passen.
  • Bijvoorbeeld: als je gelooft dat je milieubewust bent, maar vaak het vliegtuig neemt, kun je dat gevoel van spanning ervaren / Je vindt gezondheid belangrijk, maar rookt toch.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Lees de omschrijving van empathie p. 97. 

Rogeriaanse grondhouding --> belang van empathie voor professionele relatie!

Kijk naar het fragment op de volgende slide en probeer dan oef. 11, 12 en 13 op te lossen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Oef. 11 p. 97: Welke rol zouden spiegelneuronen kunnen spelen bij empathie?
  • Als je een bepaald gedrag ziet bij een ander, zorgen de spiegelneuronen ervoor dat je het zelf lijkt te ervaren. Door spiegelneuronen worden de gevoelens en beleving van de ander gespiegeld. De spiegelneuronen vormen zo de basis voor empathie.

De hype over spiegelneuronen  is min of meer voorbij. Er is meer en meer twijfel of ze echt zo’n grote rol spelen bij inleving. 
Oef. 12 p. 97: Bij welke opvoedingsstijl wordt empathie vaak toegepast?
  • Empathie wordt vaak toegepast bij de autoritatieve (of democratische) opvoedingsstijl, omdat deze stijl draait om warmte en begrip, terwijl er toch duidelijke grenzen worden gesteld.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Oef. 13 p. 97: Door welke opvoedingsdimensie worden kinderen sterker in empathie?
  • Door responsiviteit/warmte: wanneer die hoog is, worden kinderen sterker in empathie. Zij verwerven empathie door het voorbeeld van hun ouders.

Slide 20 - Slide

Responsiviteit – De mate waarin ouders warmte, betrokkenheid en ondersteuning tonen. Ouders luisteren naar het kind en houden rekening met zijn of haar gevoelens en behoeften.

Controle (of demandingness) – De mate waarin ouders regels stellen, grenzen aangeven en gedrag van het kind sturen. Dit kan variëren van duidelijk en consistent tot streng of juist afwezig.

Deze twee dimensies vormen samen de basis voor het indelen van opvoedingsstijlen (zoals autoritatief, autoritair, permissief en verwaarlozend).




2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97

Slide 21 - Slide

Uitleg p. 98 erbij:
- kern gevormd door geautomatiseerd proces, waarbij we de emotionele gesteldheid van anderen overnemen
- 2de schil = meevoelen met anderen
- vaardigheid om het perspectief van de anderen over te nemen (typisch menselijk)
2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Laten we dit voorbeeld lezen en proberen de drie schillen/lagen van empathie terug te vinden.

Slide 22 - Slide

Uitleg p. 98 erbij:
- voelt dat de klant geïrriteerd is (eerste schil)
- 2de schil = spreekt dit uit ("ik merk dat...")
- vaardigheid om het perspectief van de anderen over te nemen (typisch menselijk): zegt dat het vervelend is en excuseert zich
2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Oef. 14 p. 98:  Empathie tonen kan zowel verbaal als non-verbaal. Geef een voorbeeld van beide.
  •  Verbaal: je zegt: ‘Ik luister graag naar jou. Ik heb alle tijd voor je, wat kan ik voor je betekenen? Ik zie dat dit je erg raakt. Je voelt je dus …’
  • Non-verbaal: je maakt oogcontact, je knikt af en toe om aan te geven dat je luistert en het begrijpt, je raakt de ander troostend aan …


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie p. 97
Oef. 15 p. 98:  Pas de twee aspecten van empathie toe in deze situatie bij zowel de leerling als leerkracht. Een leerkracht neemt de gsm van een leerling af, omdat hij tijdens de les een WhatsApp-bericht stuurt.
  •  Gevoelsmatig aspect: er is sprake van empathie bij de leerkracht , als hij begrijpt wat de leerling bij het afnemen van de gsm voelt, denkt … Bij de leerling is er sprake van empathie, als hij begrijpt wat de leerkracht beweegt om de gsm af te nemen.
  • Communicatief aspect: ‘Ik begrijp dat …’, zegt de leerkracht/leerling (verbaal), terwijl hij de leerling/leerkracht aankijkt (non-verbaal).
 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Niveaus empathie  binnen hulpverlening
- bekijk het schema (+ lees p. 98)

- Wanneer kan empathie een valkuil zijn binnen hulpverleningscontexten?

- Voorbeeld uit klascontext

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99
Beroepscontext --> luisteren is erg belangrijk!

Maar goed luisteren behelst verschillende niveaus. 

Kan jij goed luisteren?

Doe de test op de volgende site https://test.psychologiemagazine.nl/test/hoe-goed-kun-je-luisteren

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Link

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100
Individueel of met de buur: overloop de verschillende luisterniveaus:
- lees telkens de omschrijving en duid het belangrijkste aan
- lees het voorbeeld en kijk of je het luisterniveau hierin herkent
- bespreek moeilijkheden met elkaar als iets niet duidelijk is
- je krijgt hier 5 minuten voor en dan gaan we naar de oefeningen

timer
5:00

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100
Bereid oef. 16 (fragment op Classroom) + 17 (thuis) voor. We verbeteren kort volgende les.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

Video oef. 16. Staat ook op Classroom.
2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100
Oef. 16 p. 100:
- Welk niveau van luisteren is er in de eerste versie?
  • In de eerste versie luistert de zorgkundige inhoudelijk. Ze decodeert de boodschap (de cliënt wil liever een aantal keer minder douchen), maar de achterliggende beweegredenen (de cliënt zou graag wat extra tijd voor ontspanning willen) ontgaan haar. Daardoor ketst ze het verzoek vrijwel onmiddellijk af.
- Welke aspecten van actief luisteren worden er in de tweede versie toegepast?
  • Bijvoorbeeld: de zorgkundige luistert met volle aandacht. Ze zegt af en toe ‘ja’, om aan te geven dat ze aan het luisteren is. Ze laat de cliënt zelf tot een mogelijke oplossing komen. Ze vat het voorstel vervolgens samen en gaat er verder op in. Ze denkt mee met de cliënt en biedt haar hulp aan. 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100
Oef. 17 p. 100:
- Hoe ervaar je dit gesprek?
  • Persoonlijk antwoord, bv. vreemd, niet gewoon, onnatuurlijk...

- Hoe luistert de moeder naar haar dochter?
  • Het lijkt of zij heel wat herhaalt wat de dochter zegt. Zij probeert echt goed te luisteren. Ze probeert te achterhalen of zij haar dochter goed verstaan heeft.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100
Oef. 17 p. 100:
- Wat is het eigenlijke probleem van de dochter?
  • Ze heeft het gevoel dat ze er niet bij hoort. Ze voelt zich ongemakkelijk wanneer het speeltijd is, want dan weet ze niet goed bij wie ze moet gaan staan.
- Welke technieken van actief luisteren gebruikt de moeder? Noteer het nummer achter de techniek.
  • Belangstellende vragen stellen (1), hummen (2), parafraseren (3), knikken (4), gevoelens teruggeven (5)

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus p. 99 - 100

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus oef. p. 101
Oef. 18 p. 101: Geef een aantal concrete voorbeelden van niet-empathische reacties.
  • Bevelen, waarschuwen, preken, adviseren, de les lezen, kritiek geven, gelijk geven, belachelijk maken, een verklaring geven, geruststellen, op een ondervragende toon vragen stellen, afleiden…

Oef. 19 p. 101: deze oefening kan je thuis maken (oplossingen op volgende slide)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.1: Empathie: Luisterniveaus oef. p. 101
Oef. 20  p. 101: deze oefening staat met fragment en oplossingen op Google Classroom




Slide 38 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 101
Non-verbale communicatie speelt ook een belangrijke rol in onze interacties/communicatie met anderen.

Non-verbale communicatie = analoge taal

Kijk maar even mee naar het volgend fragment en maak dan oef. 22 p. 101.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Video

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 101
Oef. 22 p. 101:  Wat is non-verbale communicatie?
  • Het is communicatie zonder woorden, zoals gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, kleding, tekens.... Ook signalen waarop we geen vat hebben, zoals blozen en zweten, vallen daaronder. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 101

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 101
Non-verbale communicatie --> belangrijk bij zowel inhouds- als betrekkingsaspect:
-  moeilijker controleren dan verbale gedrag
- dus is eerlijker 
- hulpmiddel empathie --> onbewust overname non-verbaal gedrag --> verklaring = spiegelneuronen 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Oef. 24 p. 102: Hoe wordt het effect genoemd om bewust mensen na te bootsen met wie we in contact staan?
  • Het kameleoneffect

Vaak lijken we ook de emotie die we bij de ander waarnemen te ervaren!

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Oef. 25 p. 102: Hoe wordt dat proces genoemd?
  • emotionele besmetting


Helpt bij:
--> ander beter begrijpen
--> gepast reageren
Naast spiegelneuronen --> andere verklaring = facial feedback-hypothese

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Veel aspecten non-verbale communicatie:
  • uiterlijke kenmerken
  • nabijheid
  • aanrakingsgedrag
  • stiltes
  • lichaamshouding
  • gebaren
  • oogcontact
  • mimiek 
  • automatismen (vb. zweten, blozen, hartslag...)

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Oef. 26 p. 102: Wat is de facial feedback-hypothese?
  • Volgens die theorie ervaart iemand die zijn spieren aanspant tot een bepaalde gelaatsuitdrukking het bijbehorende gevoel.


Slide 47 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Beschikbaar op Scoodle:




Interindividuele verschillen op gebied van non-verbaal gedrag:
- mate van expressiviteit kent verschillende gradaties --> mogelijk verkeerde interpretaties

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Oef. 27 p. 102:   Geef een voorbeeld van hoe een persoonsgebonden expressie kan leiden tot verschillende interpretaties.
  • Bijvoorbeeld: Iemand die heel gevoelig is, zal door een voorval sneller huilen, terwijl een ander eerder gelaten de schouders ophaalt. Als je geslaagd bent, zul je een gat in de lucht springen, juichen, roepen…, terwijl er bij iemand anders maar net een glimlach van af kan.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.2: Non-verbale communicatie p. 102
Ook intra-individuele verschillen: afhankelijk van situatie vertoont eenzelfde persoon ander gedrag
Voorbeeld: gedrag bij feest vriendinnen tov gedrag bij feest grootouders

Oef. 27 p. 103: deze oefening staat met fragment en oplossingen op Google Classroom

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.3: Subverbale communicatie p. 103
Subverbale communicatie verwijst naar de manier waarop je iets zegt, zonder dat je woorden of lichaamstaal verandert. Het zit tussen verbaal (woorden) en non-verbaal (lichaamstaal) in. Je zou kunnen zeggen: het is de toon die de muziek maakt. Aspecten:
  • stemvolume 
  • stemhoogte 
  • spreektempo 
  • beklemtoning woorden 
  • intonatie 
    -->  Belang:
         * overbrengen + interpreteren boodschap 
         * toeschrijven kenmerken aan iemand

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Subverbale communicatie p. 103
Oef. 29 p. 103: Geef een voorbeeld van hoe we bepaalde kenmerken toeschrijven op basis van iemands stemgebruik.
  • Bijvoorbeeld: Als iemand erg snel of hakkelend spreekt, dan kunnen we denken dat hij zenuwachtig is. Als iemand erg stil praat, dan kunnen we denken dat hij verlegen is. Een lage stemhoogte linken we aan droefheid of verveling, een hoge stemhoogte aan zenuwachtigheid of angst.

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104
De reacties op anderen kunnen in vier categorieën worden ingedeeld:
- assertief gedrag (vaak een goede reactie!): ik = jij
- subassertief gedrag: ik < jij
- agressief gedrag: ik > jij
- evasief gedrag: ik - jij

Slide 53 - Slide

Filmpje op volgende slide hoeft niet persé bekeken te worden, maar kan als extra info dienen.

Slide 54 - Video

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104
Oef 31 p. 104: Geef een voorbeeld van subassertief, agressief, assertief en evasief gedrag.
  •  Subassertief gedrag: je de mond laten snoeren, je gemakkelijk laten commanderen, kritiekloos doen wat de ander zegt
  • Agressief gedrag: je beschuldigend uitlaten, je dominant opstellen
  • Assertief gedrag: je formuleert duidelijk een behoefte
  • Evasief gedrag: je doet net alsof je iets niet gehoord, gezien, begrepen … hebt

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104
Assertieve reactie: ik-boodschap:
  • vanuit jezelf spreken 
  • wat jij wil 
  • waaraan jij behoefte hebt 
  • invloed gedrag ander op jou
--> Beschuldiging vermijden (zoals bij Jij-boodschap)

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104
Oef. 32 p. 104: Hoe kun je in deze situaties reageren met een IK-boodschap?
- Je werkt in een woonzorgcentrum. Op de teamvergadering vraagt de overste je om vandaag tot vijf uur te werken in plaats van tot halfvijf. Je wilt graag overwerken, maar hebt om vijf uur een afspraak bij de tandarts.
  • ‘Ik zou gerust willen overwerken, maar om vijf uur heb ik een afspraak bij de tandarts. Ik wil die afspraak liever niet verzetten. Misschien kan een andere collega vandaag langer blijven. ’

- Je werkt in een kinderdagverblijf. Je collega laat jou elke middag eten geven aan Liam. Liam is
echter een moeilijke en trage eter. Je collega Sari geeft Lily eten, die zeer snel en gemakkelijk
eet. Telkens als Sari klaar is, gaat ze naar de keuken en staat ze te kletsen met de andere
collega’s.
  • ‘Ik vind het vervelend dat ik elke dag Liam eten geef en jij Lily. Op die manier kan ik minder pauze nemen. Vind je het goed dat we vanaf nu om de dag wisselen? ’


Slide 58 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.4: Assertiviteit p. 104
Oef. 32 p. 104: Hoe kun je in deze situaties reageren met een IK-boodschap?
- Je bent leerkracht Frans. Luca heeft haar handboek niet bij zich . Dat is al meerdere keren gebeurd.
  • ‘Ik vind het jammer dat je je boek opnieuw niet bij je hebt. Op die manier kun je moeilijk de les volgen. Hoe kun je vermijden dat het opnieuw gebeurt? ’


Slide 59 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: Feedback p. 106
Feedback --> verwijst naar onze reactie op andermans gedrag --> boodschap over hoe we diens gedrag ervaren
= positieve of negatieve terugkoppeling --> kan leiden tot persoonlijke groei

Je kan feedback geven of ontvangen. We leren veel uit de feedback die we krijgen (dus niet van de fouten, maar wel van hoe we met die fouten omgaan). Belangrijk hierbij is een growth mindset = de overtuiging dat fouten maken helpt om te groeien en zo je doelen bereiken

DUS belangrijk om te leren hoe met feedback om te gaan!

Slide 60 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: Feedback p. 106
Oef. 38 p. 106: Leg uit dat zowel feedback geven als ontvangen gepaard gaan met emoties.
  • Bijvoorbeeld: wanneer je teleurgesteld of boos bent over het gedrag van de ander, dan wil je hem uitleggen waarom dat gedrag jou stoort (feedback geven). Wanneer we aangesproken worden op ons gedrag, kunnen we boos, verdrietig, beschaamd… reageren (feedback ontvangen).

Slide 61 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: 2.5.1 Feedback geven p. 106
Feedback: verschillende elementen:
- meedelen ervaren gedrag ander
- aangeven van dat effect op ons 
     --> positief 
     --> negatief: aangeven welk gedrag we liever zouden zien

Negatieve feedback geven: niet gemakkelijk
--> bij negatieve FB gaan we in verdediging 
DUS belang FB in een opbouwende manier: 
Aandachtspunten (zie p. 106-107):
  • timing: niet te snel, niet te laat
  • duidelijkheid: ik-boodschap, duidelijke weergave van zelf waargenomen gedrag
  • effect: ik-boodschap over het effect van het gedrag op jou en de bijkomende gevoelens
  • niet verwijten: richten op gedrag/inspanning NIET op de persoon
  • ruimte geven om te reageren (ook als controle of boodschap juist overkwam)
  • alternatief: beschrijf het gewenste gedrag 
  • afronding: bedank of complimenteer voor de ontvangst van jouw FB

Slide 62 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: 2.5.1 Feedback geven p. 107
Oef. 40 p. 107: Zet de ongepaste voorbeelden van feedback om in een beter alternatief.
- Timo:
  • ‘Ik vind het vervelend dat je niets gedaan hebt. Zo schieten we niet op. Maar we hebben je echt nodig om de opdracht af te werken. Ik zou het fijn vinden als je je vanaf nu aan de afspraken houdt.’
- Jade:
  • Kies een gepast moment, bijvoorbeeld na de les, zodat niet iedereen meeluistert. ‘Jade, ik merk dat je ongepaste opmerkingen maakt. Op die manier geef je Finn een onveilig gevoel in de klas. Ik wil niet dat je dat nog doet. Kan ik op je rekenen?’

Slide 63 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: 2.5.2 Feedback ontvangen p. 107
Ook feedback ontvangen: niet gemakkelijk
--> positieve feedback: gênant
--> negatieve feedback: verdediging MAAR biedt kansen om beter te worden 

Aandachtspunten om om te gaan met goed geformuleerde feedback (p. 107-108): 
  • actief luisteren: toon aandacht voor wat de ander zegt, niet onderbreken
  • duidelijkheid: vraag om toelichting/voorbeelden (ter controle van goed begrip)
  • redenen: indien gepast, geef redenen voor je gedrag maar ga niet in de verdediging
  • alternatieven: benoem mogelijke alternatieven, stel voor hoe je het anders zou doen
  • aanpak: geef aan wat je geleerd hebt van FB, wat je anders gaat doen
  • afronding: positieve afronding, bedank voor FB

Slide 64 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.5: 2.5.2 Feedback ontvangen p. 108
Oef. 41 p. 107: deze oefening staat met fragment en oplossingen op Google Classroom

Slide 65 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode p. 110
LSD-methode = concrete manier om actief te luisteren
Doel = beter begrip van elkaar + effectieve en efficiënte dialoog

Drie technieken:
* Luisteren --> ontvanger luistert naar zender

* Samenvatten --> vat kort samen
* Doorvragen --> bij onduidelijkheden

Interessant bij ondersteunende gesprekken (persoonlijke zorgen of problemen)

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.1: Luisteren p. 110
Ontvanger:
- actieve luisterhouding
- bewust van referentiekader van zender --> interpretatie zoals de zender het zou bedoelen

Oef. 48 p. 110: Welk axioma van Watzlawick herken je?
  • Iedereen heeft zijn waarheid.

Oef 49 p. 110:  Waarom is een actieve luisterhouding belangrijk?
  • Door een actieve luisterhouding aan te nemen laat de ontvanger zowel non-verbaal als verbaal merken dat hij aandachtig luistert. De ontvanger geeft de zender de mogelijkheid zijn boodschap over te brengen. De ontvanger stimuleert de zender om te vertellen wat voor hem van belang is. De ontvanger geeft de zender ruimte. Hij onderbreekt de zender niet. Door af en toe een stilte te laten vallen, stimuleert hij de zender om na te denken over hetgeen hij wil vertellen.

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.1: Luisteren p. 110
Oef. 50 p. 110: Geef voorbeelden van verbaal en non - verbaal gedrag waaruit blijkt dat de ontvanger aandachtig luistert.
  • Verbaal: bv. hummen, parafraseren...
  • Non-verbaal: bv. knikken, de zender aankijken, het lichaam naar de zender draaien...

Oef 51 p. 110:  Geef voorbeelden van hoe de zender het gevoel kan krijgen dat de ontvanger niet aandachtig luistert .
  • Bijvoorbeeld:  de ontvanger kijkt naar zijn smartphone, kijkt weg, onderbreekt de zender…

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.2: Samenvatten p. 111
Samenvatten (om na te gaan of je de zender goed begrepen hebt); zonder oordeel/mening = beknopt rode draad van gesprek weergeven (en dit ook aangeven)

Inhoudelijke samenvatting:  enkel inhoud 
Gevoelssamenvatting of gevoelsreflectie:                 vaak combinatie!
onderliggende gevoel verwoorden 

Einde = Vraag: 'Heb ik het zo goed begrepen?' --> zender kan bijsturen

Slide 69 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.2: Samenvatten p. 111
Oef. 52 p. 111: Welke technieken van actief luisteren kun je toepassen om te checken of je de zender goed begrepen hebt?
  • Parafraseren (in eigen woorden samenvatten wat je gehoord hebt), papegaaien, gevolgen en gevoelens teruggeven.

Samenvatten: meerdere functies:
- gesprek ordenen
- bij onderwerp blijven


Slide 70 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.2: Samenvatten p. 111
Samenvatten: meerdere functies:
- gesprek ordenen
- bij onderwerp blijven
- volgens rol in de communicatie: 


Ontvanger
Zender
- nagaan juiste interpretatie (nog beter begrip)
- uiteenhalen van inhouds- en gevoelsaspect
- er wordt aandachtig geluisterd
- op adem komen
- gestimuleerd om meer te vertellen
- correcties en aanvullingen doen
- hoort hoe boodschap bij ander overkomt

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Samenvatten p. 111
Oef. 53 p. 111: Welke verborgen boodschap ontdek je in deze situaties? Reageer telkens met een gepaste samenvatting.
  • De man van Andrea: ‘Je merkt dat de mensen wel met je vrouw inzitten, maar ze vragen nooit eens hoe het met jou gaat.’
  • Liesje: ‘Je zou graag hebben dat de juf jou wat vaker aan de beurt liet.’
  • Irma: ‘Ik merk dat je je verloren voelt zonder je man.’


Slide 72 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Doorvragen p. 111-112
Doorvragen om interesse te tonen: gerichte vragen over:
- onderwerp
- mening
- nagaan juist begrip zender

Soorten vragen: e = exploreren:


e-in-vragen
e-ex-vragen
- doorvragen in diepte
- aansluiten bij wat zender aanhaalt
- zender bepaalt richting gesprek

- doorvragen in breedte
- nieuw aspect aanhalen
- ontvanger bepaalt richting gesprek

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Doorvragen p. 112
Iedere vraag is open of gesloten:
- Open vraag: ruimte om eigen antwoord 
- Gesloten vraag: geen eigen antwoord

Soort vragen van zender --> sturing gesprek:

probleemgerichte vragen
oplossingsgerichte vragen
probleem achterhalen - analyseren - duiden

valkuil = te lange focus probleem
--> problemen lijken groter
     --> negatieve emoties
     --> passiviteit

zender:
- wensen en mogelijkheden exploreren
- oplossingen zoeken

ontvanger: 
- vragen stellen --> zender stimuleren oplossing te vinden

Slide 74 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Samenvatten p. 112
Oef. 54 p. 112: Wat zijn mogelijke probleemgerichte vragen?
  • Wanneer begon dit probleem? Waarom werd het probleem erger? Wat is er verkeerd gelopen?

Oef. 55 p. 112: Wat zijn mogelijke oplossingsgerichte vragen?
  • Hoe kunnen we deze situatie samen verhelpen? Wat zou jij graag willen? Wat of wie zou er kunnen helpen?


Slide 75 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Samenvatten p. 112
Aanpak past binnen psychotherapie --> cfr. socratische vraagstelling: gedragsverandering ontstaat best wanneer hulpverlener cliënten leert zelf inferenties te maken 
DUS: veel beter om vragen te stellen die de cliënt helpen om nieuwe overtuigingen zelf af te leiden --> belangrijk daarbij: hulpverlener inzicht in de bestaande overtuigingen van cliënt --> strategieën ontwikkelen om hem subtiel te beïnvloeden (nudging) om meer adaptieve overtuigingen aan te nemen (= inference nudging) 

Er zijn een aantal criteria om goed door te vragen: zie oef. 56 + 57
Oef. 56 p. 112: Verbind ieder criterium om door te vragen met de juiste omschrijving.
  • 1D - 2A - 3B - 4C

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

2. Gesprekstechnieken: 2.6 LSD-methode: 2.6.3: Samenvatten p. 112
Oef. 57 p. 112: Geef bij ieder criterium een voorbeeld. Noteer telkens welke vraagje dan kan stellen.
  • Volledigheid: een leerkracht wil positieve en negatieve punten van een groepswerk achterhalen via een peerevaluatie. Een leerling haalt enkel negatieve punten aan. Vraag: ‘Kun je ook positieve punten noemen?’

  •  Relevantie: je vraagt aan een leerling of hij goed geleerd heeft voor de toets. Hij antwoordt: ‘Ik heb een samenvatting gemaakt.’ Vraag: ‘En heb je die samenvatting ook ingestudeerd?’

  • Duidelijkheid: je vraagt een medeleerling hoe hij jouw presentatie vond. Hij antwoordt: ‘Je hebt je aan de vooropgestelde tijd gehouden.’ Vraag: ‘Vond je de presentatie goed? Wat vond je van de inhoud? Heb ik duidelijk gesproken? …’

  •  Validiteit: je vraagt een gepeste leerling hoe die zich voelt in de klas. Die antwoordt: ‘Dat valt wel mee.’ Vraag: ‘Ik zag dat de andere kinderen je niet lieten meespelen. Hoe voelde je je toen?’ 

Slide 77 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 113
Interpersoonlijke communicatie = communicatie tussen twee mensen --> voor efficiënte manier --> communicatiekaders
Bv. axioma’s van Watzlawick of gedragsraam van Gordon

TOPOI (Edwin Hoffman) 
= Analysekader:
          * interculturele communicatie beter begrijpen

          * mogelijke culturele ruis tegengaan 
          * geen culturaliserende benadering
--> stereotypering + generalisering vermijden dus 
           culturele/religieuze achtergrond gesprekspartner is geen voorwaarde voor effectieve
           communicatie  
          * algemene communicatievaardigheden: bijvoorbeeld betrokkenheid en aandacht

Slide 78 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 113
Oef. 59 p. 113: Lees de tekst en beantwoord de vragen.
- Vanuit welk stereotype bekijkt de directie de situatie eerst?
  • Marokkanen willen hun dochters niet laten zwemmen.

- Hoe bekijken ze de situatie vervolgens vanuit de persoon zelf?
  • Ze zien de vader als een bezorgde ouder, die het beste wil voor zijn kinderen, zoals de meeste ouders.

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 114
TOPOI: eerste letters van de vijf gebieden gebruikt voor analyse en interventie:

Slide 80 - Slide

Metacommuniceren betekent dat je communiceert over de manier waarop je met elkaar communiceert. Het is dus communicatie over communicatie.

Eenvoudige uitleg:
Bij metacommunicatie zeg je iets over hoe iets gezegd wordt, niet alleen wat er gezegd wordt. Je bespreekt bijvoorbeeld gevoelens, bedoelingen of misverstanden in een gesprek.

Slide 81 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 114
Oef. 60 p. 114: Welke vier gebieden zijn een vertaling van de axioma's van Watzlawick? Noteer telkens het bijbehorende axioma.
  • Taal: axioma 4 = digitale en analoge taal
  • Ordening: axioma 3 = iedereen heeft zijn waarheid
  • Personen: axioma 2 = we spreken altijd dubbel
  • Organisatie: axioma 5 = wie heeft het voor het zeggen/interpunctie
  • Inzet: axioma 1 = je kunt niet niet communiceren

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 115
Oef. 61 p. 114-115: Lees de casus. Gebruik bovenstaande richtvragen om de vijf gebieden te analyseren en tot een mogelijke interventie te komen.
ANALYSE:
  • Taal: Liv en sommige ouders gebruiken een andere non-verbale communicatie om iemand te begroeten (een hand geven, een knikje geven)
  • Ordening: het referentiekader van Liv verschilt van dat van sommige ouders. Liv ziet een hand geven bijvoorbeeld als beleefdheid, als begroeting en kan het terugtrekken van de hand als afwijzing zien. De papa van Damin beschouwt een hand aan een vrouw geven als respectloos naar zijn eigen vrouw en naar Liv en haar partner toe.
  • Personen: Liv wil alle ouders op dezelfde manier behandelen. Ze wil samenwerken met de ouders. Ze voelt zich beschaamd tegenover de papa van Damin.
  • Organisatie: omdat Liv op een diverse school lesgeeft, stelt de school op voorhand richtlijnen op. Die kunnen leerkrachten nalezen om tot een vlot verloop van het oudercontact te komen.
  • Inzet: voorzichtiger bij de begroeting van ouders. Ze wil haar best doen om geen fouten meer te maken. Gevolg van haar nieuwe aanpak is wel het gevoel dat ze niet altijd beleefd overkomt of niet iedere ouder op dezelfde manier behandelt.

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.1 TOPOI p. 115
Oef. 61 p. 114-115: Lees de casus. Gebruik bovenstaande richtvragen om de vijf gebieden te analyseren en tot een mogelijke interventie te komen.
INTERVENTIE:
  • Liv kan met de papa van Damin het gesprek aangaan over de omgangsregels binnen zijn geloof. Wat is gepast? Wat is voor hem ongemakkelijk? Zo is ze voortaan op de hoogte en zal ze hem op een volgens zijn geloof correcte manier begroeten. Ze kan bij collega’s die al wat meer ervaring hebben navragen hoe zij omgaan met dergelijke situaties.Zij kunnen een oplossing aanreiken. Mogelijk zullen zij haar ook steunen en zal Liv zich daardoor minder verwijten maken. Liv zal tot de conclusie komen dat er verschillende omgangsvormen met betrekking tot begroeten zijn, zoals een buiging, een glimlach of een korte knik. Door zich flexibel op te stellen en niet alleen de focus op de handdruk te leggen, zal Liv voortaan bete r voorbereid zijn en zich minder ongemakkelijk voelen.
  • In de praktijk kan ze bijvoorbeeld haar hand uitsteken ter begroeting. Als de ander haar geen hand geeft, dan kan ze dat ook benoemen, opdat niemand zich afgewezen of ongemakkelijk zou voelen: ‘Ik zie dat u me op een andere manier begroet.’ Bij een volgende ontmoeting kunnen zij en de andere persoon daar dan rekening mee houden en elkaar tegemoetkomen. Zo had de vader van Damin zijn hand naar zijn hart kunnen brengen als wijze van begroeten en kunnen uitleggen dat hij Liv geen hand geeft uit respect voor zi jn vrouw en voor Liv en haar partner.

Slide 84 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.2 Schulz von Thun p. 115
  • Friedemann Schulz von Thun 
  • Alle communicatie: vier aspecten: 
          * gelijktijdig aanwezig in boodschap

          * maar zender beklemtoont niet ieder
           aspect evenveel 
          * aspecten (lees tegelijkertijd p. 115):
                    - inhoudelijk of zakelijk aspect

                    - relationeel aspect 
                    - zelfonthulling of expressief aspect 
                    - appellerend aspect

Slide 85 - Slide

Extra info te geven bij Von Thun:
Von Thun baseerde zich eveneens op drie aspecten uit het Organon-model van de Duitse psycholoog en taalkundige Karl Bülher. In dat model definieert Bühler drie communicatieve functies van communicatie: de expressie, de representatieve en de conatieve of aansprekende functie. Daarnaast haalde Schulz von Thon zijn inspiratie voor zijn model ook uit een van de axioma’s van Watzlawick. 
3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.2 Schulz von Thun p. 116-117
Oef. 65 p. 116: Welk axioma van Watzlawick herken je in de vier aspecten?
  • Axioma 2: inhouds - en betrekkingsaspect

Dit kader = hulpmiddel analyseren communicatieproblemen
--> incongruenties
of tegenstellingen tussen aspecten boodschap zender? OF Niet begrijpen of aanvaarden bepaalde aspecten ontvanger

Oef. 67 p. 116: Je kan het fragment en de oplossingen vinden op Google Classroom.

Thuis of in de klas: oef. 68 + 69 p. 117


Slide 86 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.2 Schulz von Thun p. 117
Oef. 68 p. 116: Pas de vier aspecten toe op het voorbeeld.
Julia: zender: 
  • Inhoudelijk aspect: ‘Er staat een vreemd teken op dia 3. ’
  • Relationeel aspect: we hebben een werkrelatie waarin we elkaar feedback mogen geven.
  • Appellerend aspect: vertel me wat dat teken wil zeggen.
  • Zelfonthulling of expressief aspect: ik heb geen idee wat dat betekent.

Soraya (ontvanger):
  • Inhoudelijk aspect: als Julia de presentatie niet goed vindt, is het beter dat ze die zelf maakt.
  • Relationeel aspect: jij twijfelt aan mijn capaciteiten. Ik duld geen feedback van jou.
  • Appellerend aspect: stop met commentaar te geven.
  • Zelfonthulling of expressief aspect: ik word onzeker omdat ik dit over het hoofd gezien heb.


Slide 87 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.2 Schulz von Thun p. 117
Oef. 69 p. 116: Verklaar wat er in de interacties foutloopt.
  • 1 ) Er is een incongruentie tussen het inhoudelijke aspect, het relationele en het appellerende aspect. Yoni wil dat iemand het naleest (appellerend), maar durft in de groep geen bevelen te geven (relationeel). Daarom neemt niemand de taak op zich.
  • 2 ) Lars wil samen met Suzan gaan slapen (appellerend), maar zijn inhoudelijke boodschap is niet duidelijk. Suzan aanvaardt de relationele boodschap van Lars niet, ze wil niet dat hij voor haar beslissingen neemt.


Slide 88 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 117
  • conflicten --> belangrijk:
         * onze automatische piloot uitschakelen 
          * niet direct in de aanval of verdediging 
          gaan


Eerst VERBINDING zoeken is belangrijk!
Verschil tussen behoeften/gevoelens en doelen is belangrijk!
  • vaak veel verschillende doelen --> nuttig om samen te zoeken hoe die zo goed mogelijk  te kunnen bereiken 
  • soms  nuttig om kritisch te kijken naar bepaalde
gevoelens, bepaalde automatische gedragingen of overtuigingen van waaruit we handelen --> helpen niet altijd om doelen te bereiken en daarom best loslaten. 

Slide 89 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 117
  • Marshall Rosenberg 
  • Inspiratie Rogers 

  • Uitwerking empathie – actief luisteren 

  • Routinematige reacties in interacties 
     --> Verwijten 
          --> Kwetsen anderen 
     --> Verdedigen 
          --> Automatische piloot opmerken +
           uitzetten.

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 118
Verbinding zoeken 
  •  Eigen behoeften + gevoelens uitspreken
  • Behoeften + gevoelens gesprekspartner zoeken 
     --> Gehoord + begrepen voelen 
          -->Begrip + echt contact 
               -->Oplossing beide partijen  
     --> Conflicten oplossen 
     --> Verminderen stress moeilijke sociale
     situaties

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 118
Lees tegelijkertijd in je boek p. 118.
Vier stappen: Als ik A zie, voel ik B, omdat ik C nodig heb. Daarom wil ik nu graag D: 
  • Stap 1: Wat neem je waar? = observatie (zonder interpretatie) 
  • Stap 2: Wat voel je? = gevoelens zender ahv ik-boodschap
  • Stap 3: Wat heb je nodig? = ingaan op onvervulde behoefte zender 
  • Stap 4: Wat wil je de ander vragen of verzoeken? = duidelijke vraag/verzoek
-->  Ook gebruiken bij negatieve feedback (stappen dan in vraagvorm)

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 118
Oef. 71 p. 118: Welke eerder aangehaalde omgangsvaardigheden of gesprekstechnieken herken je in de bovenstaande stappen?
  • Stap 1: Observeren en interpreteren
  • Stap 2 en 3: het referentiekader van de zender speelt een belangrijke rol. Wanneer de zender dat verduidelijkt, verkleint de kans op miscommunicatie.
  • In alle vier de stappen kunnen we actief luisteren en de bijbehorende empathische basishouding herkennen. Zo kan de ontvanger de zender vragen wat hij heeft geobserveerd, welke gevoelens dat opriep, wat zijn achterliggende behoefte is en wat zijn wens of verzoek is.
  • Ook assertiviteit en de ik-boodschap zijn te herkennen in de bovenstaande stappen.


Slide 93 - Slide

This item has no instructions

3. Interpersoonlijke communicatiekaders: 3.3 Verbindende communicatie p. 118
Oef. 72 p. 118: Leg uit dat verbindende communicatie ons assertiever maakt.
  • Door verbindend te communiceren, leren we onze grenzen stellen en opkomen voor wat wij belangrijk vinden. We leren onszelf meer uitspreken, zonder dat we daarbij oordelen vellen.

Oef. 73 p. 118: Zelfstandig verwerken. Zie Google Classroom voor oplossingen.
 


Slide 94 - Slide

This item has no instructions

4. Gespreksvormen p. 120
Deze staan niet in het leerplan. We kunnen dit eventueel wel nog aanvullen/doen indien er tijd over is. Op dit moment niet voorbereid!

Slide 95 - Slide

This item has no instructions