geld rekenen

Geld
1 / 29
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Geld

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

  • euromunten en biljetten herkennen
  • geld tellen
  • rekenen met geldbedragen 
Dit ga je leren!

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Onze Euro munten

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Onze Euro biljetten

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Link

This item has no instructions

Waar geef jij geld aan uit?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Zelf aan de slag met geldrekenen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Op hoeveel decimalen rond je geld af?
A
geen cijfers achter de komma
B
1 cijfer achter de komma.
C
2 cijfers achter de komma.
D
3 cijfers achter de komma.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Slide 11 - Link

This item has no instructions

Vul het bedrag in wat je ziet.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Vul het bedrag in wat je ziet.

Slide 13 - Open question

This item has no instructions


Slide 14 - Open question

This item has no instructions

1 euro is hetzelfde als ... eurocent

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
Negenentachtig euro en vijfenzestig cent

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
Honderdtwintig euro en veertig cent

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
Zevenhonderdvierentachtig euro en zeventig cent

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
drie euro en vijftig cent

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
Negenhonderdeenentwintig euro

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Vul in: het bedrag in cijfers.
Vijfenveertig euro en twintig cent

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Isa heeft 15 euro van haar oma gekregen. Ze krijgt van haar tante 25 euro.
Om uit te rekenen hoeveel geld ze nu heeft doet ze 15 ... 25
A
-
B
+
C
:
D
x

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Lex heeft 10 euro. Hij koopt iets voor 2 euro. Om uit te rekenen hoeveel geld hij over heeft doet hij
10 ... 2
A
-
B
+
C
:
D
x

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Één boek kost 3,00 euro.
Je koopt 6 boeken.
Hoeveel moet je betalen?
A
15,00
B
18,00
C
19,00
D
21,00

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Één potje nagellak kost 2,50 euro.
Je koopt 3 potjes nagellak.
Hoeveel moet je betalen?
A
7,50
B
5,50
C
8,50
D
6,50

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Één tijdschrift kost 4,60 euro.
Je koopt 3 tijdschriften.
Hoeveel moet je betalen?
A
14,00
B
13,80
C
13,60
D
12,00

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In mijn beurs zit:

Wat kan ik kopen?
A
Blikje fris: €1,50 Broodje: €1,50 Zakje snoep: €2,-
B
Blikje fris: €1,50 Salade: €3,50 Flesje water: €1,-
C
Flesje water:€1,00 Salade: €3,50 Koekjes: €1,50
D
Blikje fris: €1,50 Broodje: €1,50 Wafels: €2,50

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

In mijn beurs zit:

Wat kan ik kopen?
A
2 paar schoenen. De schoenen kosten € 26,- per paar.
B
Twee truien De truien kosten €27,50 per stuk
C
Een broek van 45,- en een paar sokken van €7,50
D
Een trui van €27,50 en een broek van €20,-

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoe was de les over geld?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

This item has no instructions