natuur en scheikunde (H2 par 2)

Hoofdstuk 2




Stoffen en materialen
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 2




Stoffen en materialen

Slide 1 - Slide

paragraaf 2
Eigenschappen van stoffen
Theorieboek blz. 70

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling H2.1
  • Uitleg paragraaf 2.2
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting/Vragen 2.2

Slide 3 - Slide

Onthouden!
  • Een stof is waarvan iets gemaakt is.
  • Een materiaal is een stof waarvan je een voorwerp kunt maken.
  • Materialen kun je indelen in metalen en niet-metalen.
  • Staal is een hard en sterk metaal.
  • Aluminium is een licht metaal.
  • Voorbeelden van niet-metalen zijn: glas, steen, papier, hout en kunststof.

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat een stof-eigenschap is. 
  2. Je kunt voorbeelden geven van stof-eigenschappen. 

Slide 5 - Slide

Introductie
Het is wit en je kunt erop schrijven. Je kunt het scheuren en vouwen. Dat moet wel papier zijn! Er is geen andere stof waarmee je precies hetzelfde kunt doen.

Slide 6 - Slide

Eigenschap

Iemand zegt: “Het is wit en je kunt erop schrijven.” Dan kan het papier zijn. Maar het kan ook een witte muur zijn. Of een witte tafel. Nu zegt hij erbij: “Je kunt het gemakkelijk scheuren en vouwen.” Nu weet je zeker dat het papier is. Want er is geen andere stof waarover je precies hetzelfde kunt zeggen.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld


Je kunt een stof herkennen aan de bijzonderheden. Probeer maar eens:
• Het is doorzichtig.
• Het is hard.
• Het is erg breekbaar.

Je weet nu misschien al welke stof het is. Het is glas. De bijzonderheden van glas zijn: doorzichtig, hard en breekbaar. Dit zijn de eigenschappen van glas.

Slide 8 - Slide

Stof-eigenschap




De bijzonderheden van een stof noem je de stof-eigenschappen. Aan de stof-eigenschappen kun je een stof herkennen. In tabel 1 staan voorbeelden van stof-eigenschappen. In de derde kolom staat een voorbeeld waar de stof gebruikt is.

Slide 9 - Slide

Je kunt een stof herkennen aan de bijzonderheden
De bijzonderheden van de stof noem je stof-eigenschappen
Welke stof-eigenschappen ken jij?
Sterk, licht, doorzichtig, elastisch, geur, smaak,brandbaar

Slide 10 - Slide

Waar gebruik je stoffen voor?

Slide 11 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen hoe je stoffen kunt herkennen. 
  2. Je weet waarom je nooit mag proeven van een stof. 

Slide 12 - Slide

Stoffen herkennen
In welke fles zit water?
water, wasbenzine en azijn
welke 2 stof-eigenschappen
gelden voor al de 3 flessen?
hoe kun je dat onderzoeken?

Slide 13 - Slide

Je kunt stoffen herkennen door te kijken, voelen, schudden en ruiken.
Maar je mag bij onderzoek nooit ..............

Slide 14 - Slide

We gaan nu de volgende opgaven maken
1 tot en met 8
Bladzijde 70 t/m 72
timer
10:00

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de verschillende fasen van water benoemen.

Slide 18 - Slide

vast, vloeibaar en gas
water komt in 3 fasen voor
Kent elke stof 3 fasen?

Bij welke temperatuur verandert water van fase?

bij welke temperatuur verandert ijzer van fase (wordt het vloeibaar)? 



1538 graden

Slide 19 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de fase-veranderingen van een stof benoemen.
  2. Je kunt uitleggen wat iedere fase-verandering betekent.

Slide 20 - Slide

veranderen van fase
welke fase herken jij?

Slide 21 - Slide

Tabel met smeltpunt, stolpunt en kookpunt

Slide 22 - Slide

Stof-eigenschappen
Het smelpunt
Het kookpunt
Het stolpunt
Bij welke temperatuur gaat water koken?
Bij welke temperatuur smelt soldeertin?
Bij welke temperatuur stolt een kaars?
rond 180 graden
ongeveer 55 graden

Slide 23 - Slide

We gaan nu de volgende opgaven maken
13 tot en met 22
Bladzijde 74 t/m 83
timer
10:00

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een stof is en in welke eenheid dichtheid uitgedrukt wordt.
  2. Je kunt aan de hand van dichtheid van stoffen uitleggen waarom een stof zinkt, zweeft of drijft.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Dichtheid van een stof
Het volume van elk blokje is 1 kubieke centimeter
Waarom zijn niet alle blokjes even zwaar?

Slide 31 - Slide

tabel met dichtheid van een aantal stoffen
We gaan meestal vergelijken met dichtheid van water!

Slide 32 - Slide

Zinken, en drijven zweven
Waarom zinkt een schip van ijzer niet?

Slide 33 - Slide

We gaan nu de volgende opgaven maken
13 tot en met 33
Bladzijde 86 en 87

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Onthouden!

Elke stof heeft bijzonderheden.
De bijzonderheden van een stof noem je de stof-eigenschappen.
Je kunt een stof herkennen aan de stof-eigenschappen.
Je kunt veel stoffen herkennen door te kijken, voelen, schudden en ruiken.
Je mag bij een onderzoek nooit proeven van een stof.

Slide 38 - Slide

Onthouden!

Fase-verandering is het veranderen van een stof naar een andere fase.
De fase-veranderingen zijn: smelten, stollen, verdampen, condenseren.
Smelten is van vast naar vloeibaar.
Stollen is van vloeibaar naar vast.
Verdampen is van vloeibaar naar gas.
Condenseren is van gas naar vloeibaar.

Slide 39 - Slide

Onthouden!

Het smeltpunt is de temperatuur waarbij een vaste stof vloeibaar wordt.
Het kookpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof gaat koken.
Het stolpunt is de temperatuur waarbij een vloeistof verandert in een vaste stof.
Smeltpunt, stolpunt en kookpunt zijn stof-eigenschappen.
De dichtheid van een stof is de massa van 1 cm3 van die stof.
Een blokje met een grotere dichtheid dan water, zinkt in water.
Een blokje met een kleinere dichtheid dan water, drijft op water.
Een blokje met dezelfde dichtheid als water, zweeft in het water.

Slide 40 - Slide