oefentoets zenuwstelsel

Oefentoets
Beste studenten hierbij een oefentoets betreft het zenuwstelsel. Succes!
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefentoets
Beste studenten hierbij een oefentoets betreft het zenuwstelsel. Succes!

Slide 1 - Slide

In welke 2 onderdelen kun je het zenuwstelsel verdelen

Slide 2 - Open question

vanaf wanneer begint de achteruit gang van de hersenen?
A
50
B
35
C
30
D
25

Slide 3 - Quiz

hoe wordt het autonome zenuwstelsel onderverdeeld?

Slide 4 - Open question

Welk deel van het autonome zenuwstelsel kan je vergelijken met de rem van de auto?

Slide 5 - Open question

welk zenuwstelsel is actief bij fight or flight

Slide 6 - Open question

Pupil wordt groter
A
Sympathisch
B
Parasympatisch

Slide 7 - Quiz

Remt urine lozing
A
Sympathisch
B
Parasympatisch

Slide 8 - Quiz

Verwijding van de bronchiën
A
Sympathisch
B
Parasympatisch

Slide 9 - Quiz

welke functies zitten in je hersenstam?

Slide 10 - Open question

Hoe heet het gebied waar je emoties worden geregeld
A
hypofysisch systeem
B
limbisch systeem

Slide 11 - Quiz

Hoe heet het orgaan waarmee je hersenen je hormoonhuishouding regelt
A
thalamus
B
hypofyse
C
neurotransmitters

Slide 12 - Quiz

welke functies hebben je kleine hersenen
A
regelen je bloeddruk en ademhaling
B
verwerken info en sturen spieren aan
C
coördineren houding en beweging

Slide 13 - Quiz

Hoe wordt het deel in de hersenen genoemd die je zintuigelijke prikkels verwerkt?
A
sensibele schors
B
motorische schors
C
amandelvormige kern

Slide 14 - Quiz

hoeveel paar ruggemergzenuwen heb je ?
A
14
B
62
C
31
D
28

Slide 15 - Quiz

wat is een ruggemergsegment?
A
de plaats waar zenuwen elkaar kruisen
B
een ruggewervel met het bijbehorende paar zenuwen
C
de plaats waar de opstijgende en afdalende banen elkaar kruisen

Slide 16 - Quiz

wat is een neuron?
A
zenuwcel
B
dendriet
C
synaps

Slide 17 - Quiz

Wat kun je beter NIET doen wanneer iemand afasie heeft?
A
Gebruik afbeeldingen en foto’s om dingen duidelijk te maken
B
Oogcontact maken
C
heel hard praten
D
Spreek rustig in niet te lange zinnen

Slide 18 - Quiz

Leg in je eigen woorden uit wat dementie is en wat het ziekteverloop is.

Slide 19 - Open question

Mensen met dementie in een meer vergevorderd stadium kunnen vooral dingen uit het verleden herinneren . Dingen vragen over de dag of week ervoor heeft weinig zin en geeft alleen onrust en onzekerheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Waarvoor staat de afkorting NAH?

Slide 21 - Open question

Wat wordt aangegeven
bij b?
A
Grote hersenen
B
hersenstam
C
kleine hersenen
D
Grijze stof

Slide 22 - Quiz

Wat wordt aangegeven
bij c?
A
Grote hersenen
B
Hersenstam
C
Kleine hersenen
D
Grijze stof

Slide 23 - Quiz

Als je parasympathische zenuwstelsel meer doet dan je sympatische zenuwstelsel, dan ben je...
A
in rust
B
in actie

Slide 24 - Quiz

Deze cellen hebben alleen contact met andere zenuwcellen.
A
Schakelcel
B
Motorische zenuwcel
C
Sensorische zenuwcel
D
Zintuigcel

Slide 25 - Quiz

Ook heb je , als je dronken bent, een verminderd reactievermogen. Je reageert trager op prikkels. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam

Slide 26 - Quiz

Als je dronken bent, sta je wat wankel op je benen. Je motoriek is niet zo goed meer. Op welk deel van de hersenen heeft alcohol blijkbaar invloed?
A
de grote hersenen
B
de kleine hersenen
C
de thalamus
D
de hersenstam

Slide 27 - Quiz

Centraal zenuwstelsel
Perifeer Zenuwstelsel
Buiten de schedel en wervelkolom
Hersenen
Ruggenmerg
Zenuwcellen met zenuwvezels

Slide 28 - Drag question

noem de 3 besproken vormen van dementie

Slide 29 - Open question

de ziekte dementie is progressief
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Noem de 4 stadia van dementie

Slide 31 - Open question

Bij de ziekte van Alzheimer zie je
A
Ophoping van TAU eiwit
B
Meyline schade
C
afwijkend gen
D
schade aan bloedvaten

Slide 32 - Quiz

Bij fronto-temporale dementie zie je
A
Schade aan bloedvaten
B
Ophoping van het TAU eiwit
C
Meyline schade
D
Afwijking in een gen

Slide 33 - Quiz

Bij vasculaire dementie zie je
A
afwijkend gen
B
schade aan de bloedvaten
C
ophoping van het TAU eiwit
D
myeline schade

Slide 34 - Quiz