Pigment absorbeert licht en beschermt zo de lichtreceptoren tegen te sterke lichtprikkels
Licht gaat eerst door de laag zenuwcellen heen voordat het de lichtreceptoren bereikt.
Impulsen uit lichtreceptoren, worden naar zenuwcellen geleid
Uitlopers van zenuwcellen verlaten oog via oogzenuw
Blinde vlek: uitlopers gaan door alle lagen heen dus geen lichtreceptoren aanwezig
Slide 16 - Slide
Staafjes
(BiNaS 87C2)
95%
verspreid over netvlies, maar nauwelijks in gele vlek en niet in blinde vlek
lage prikkeldrempel
gevoelig voor alle kleuren licht, maar ongevoelig voor rood licht
Impulsen waargenomen als contrast in zwart-grijs-wit
minder gedetailleerd beeld, omdat er 50 tot 100 staafjes verbonden zijn met 1 zenuwcel
Slide 17 - Slide
Kegeltjes
(BiNaS 87C3)
5%
3 typen elk gevoelig voor andere kleur licht (rood-groen-blauw)
bevatten elk een ander lichtgevoelig pigment
kunnen in verschillende mate geprikkeld worden, waardoor je veel verschillende kleuren (tot 10 miljoen tinten) kunt zien
even sterk geprikkeld betekent dat je wit licht ziet
hoge prikkeldrempel dus bij te weinig licht geen kleuren
liggen vooral in gele vlek en directe omgeving
scherp beeld, omdat ze elk zijn verbonden met één apart neuron, waardoor veel gedetailleerder beeld
aan rand netvlies komen geen kegeltjes voor
Slide 18 - Slide
Iets meer diepgang...
Slide 19 - Slide
Pigmentafbraak
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Optisch chiasma
(BiNaS 87C4)
Rechterdeel gezichtsveld valt op het linkerdeel van de netvliezen in je ogen
Impulsen van linkerdeel van de netvliezen gaan via oogzenuwen naar het linker gezichtscentrum
Net boven de hypothalamus kruisen de uitlopers in beide oogzenuwen elkaar gedeeltelijk
Kruising heet optisch chiasma
Slide 24 - Slide
Stereoscopie
Diepte kun je zien doordat je met beide ogen vanuit een iets andere hoek naar een voorwerp kijkt. Daardoor is de projectie op je netvlies iets anders, wat in de gezichtscentra van je hersenen verwerkt wordt tot één beeld, met verwerkt informatie over diepte en afstand.
Hoe dichterbij het voorwerp is, des te groter is namelijk het verschil in beelden...dit maakt stereoscopie mogelijk.
Slide 25 - Slide
Huiswerk
Maak opdracht 16 t/m 25
Oefen de Flitskaarten en controleer de leerdoelen
van B2 met deTest Jezelf
Klaar?
Neem de Context 'Een myopie-epidemie' door en
maak opdracht 26 t/m 28
Slide 26 - Slide
Lesafsluiter B1
8.1.1 Je kunt de werking van zintuigen in relatie met het zenuwstelsel beschrijven.
8.1.2 Je kunt de reactie van een zintuig op een adequate prikkel beschrijven.
8.1.3 Je kunt de delen van het oog en hun functie beschrijven.
Slide 27 - Slide
https:
Slide 28 - Link
https:
Slide 29 - Link
Vorige onderwerpen begrepen?
Slide 30 - Slide
Extra oefeningen zintuigen
Oefen op tijd de volgende oefentoets en oefenexamenvragen...
Wacht dus niet tot de volgende toetsweek...
Slide 31 - Slide
biologiepagina.nl
Slide 32 - Link
Hoeveel procent score had je bij de oefentoets?
Slide 33 - Open question
https:
Slide 34 - Link
Voor de geïnteresseerden...
2 filmpjes over een staaroperatie
Bekijk eerst het tweede filmpje en wanneer je het in het echt wil zien pas het eerste filmpje...