H6 en H7 Consumptief krediet en hypothecaire leningen
Consumptief krediet en Hypotheken
Pak je rekenmachine en een pen en papier erbij!
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Consumptief krediet en Hypotheken
Pak je rekenmachine en een pen en papier erbij!
Slide 1 - Slide
Wat is een consumptief krediet
A
Een lening voor een huis
B
Een lening voor machines van een bedrijf
C
Een lening voor consumptie goederen
D
Een lening bij een bank
Slide 2 - Quiz
Wat is een annuïteitenlening
A
Een lening met een gelijk aflossingsbedrag per periode
B
Een lening met een gelijk bedrag aan aflossing + rente(interest) samen per periode
C
Een lening met een gelijke rente(interest) per periode
D
Een lening met een aflossing aan het einde van de periode
Slide 3 - Quiz
Iemand koopt een auto voor € 15.000,-. Hij betaalt het in 60 maanden af en betaalt maandelijks € 282,- tegen 0,4% rente per maand. Bereken de interest in de 1e maand.
A
€ 1,13
B
€ 60,-
C
€ 222,-
D
€ 5,-
Slide 4 - Quiz
Iemand koopt een auto voor € 15.000,-. Hij betaalt het in 60 maanden af en betaalt maandelijks € 282,- tegen 0,4% rente per maand. Bereken de aflossing in de 1e maand.
A
€ 250,-
B
€ 60,-
C
€ 222,-
D
€ 282,-
Slide 5 - Quiz
Iemand koopt een auto voor € 15.000,-. Hij betaalt het in 60 maanden af en betaalt maandelijks € 282,- tegen 0,4% rente per maand. Bereken de interest in de 2e maand.
A
€ 59,11
B
€ 60,-
C
€ 58,87
D
€ 5,-
Slide 6 - Quiz
Iemand koopt een auto voor € 15.000,-. Hij betaalt het in 60 maanden af en betaalt maandelijks € 282,- tegen 0,4% rente per maand. Bereken de aflossing in de 2e maand.
A
€ 282,-
B
€ 60,-
C
€ 222,89
D
€ 250,-
Slide 7 - Quiz
Iemand koopt een auto voor € 15.000,-. Hij betaalt het in 60 maanden af en betaalt maandelijks € 282,- tegen 0,4% rente per maand. Hoeveel rente heeft hij betaald gedurende de gehele looptijd: Schrijf ook je berekening op!
Slide 8 - Open question
Lineaire hypothecaire lening
Einde van iedere maand vast bedrag aflossen.
Einde van iedere maand rente betalen over de schuldrest.
De bruto maanduitgaven
(rente + aflossing) dalen omdat het rentebedrag lager wordt.
Slide 9 - Slide
Luca heeft een lineaire hypotheek afgesloten van € 200.000 Looptijd 20 jaar, rente 6% per jaar. Hoeveel bedraagt de aflossing in jaar 1?
Slide 10 - Open question
Luca heeft een lineaire hypotheek afgesloten van € 200.000 Looptijd 20 jaar, rente 6% per jaar. Hoeveel bedraagt de interest in jaar 2?
Slide 11 - Open question
Annuïtaire hypothecaire lening
Maandelijks een vast bedrag bestaande uit een rentedeel en aflossingsdeel.
Begin van de looptijd is het aflossingsdeel klein en het rentedeel groot.
Einde van de looptijd is het aflossingsdeel groot en het rentedeel klein.
Totaal te betalen rente =
(annuïteit x looptijd) -geleend bedrag
Slide 12 - Slide
Annelies heeft een annuïteiten hypotheek afgesloten van € 200.000 Looptijd 30 jaar, rente 5% per jaar. Jaarlijkse annuïteit € 13.010,29 Hoeveel bedraagt de aflossing in jaar 1?
Slide 13 - Open question
Wanneer ben je eigenaar bij huurkoop?
A
Bij levering
B
Als alle termijnen zijn betaald
C
Nooit
D
Als het contract afloopt
Slide 14 - Quiz
Wat is het verschil tussen huurkoop en koop op afbetaling?
A
Bij huurkoop ben je pas de eigenaar als je de laatste termijn huur hebt betaald
B
Er is geen verschil
C
Bij koop op afbetaling moet je in delen betalen
Slide 15 - Quiz
Noem naast huurkoop en koop op afbetaling nog een andere soort van consumptief krediet
Slide 16 - Open question
Je spreekt met de bank een krediet limiet af. Hierbinnen mag je aflossen op ieder moment en geld opnemen tot de krediet limiet.
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling
Slide 17 - Quiz
Je sluit een lening af voor de aanschaf van een auto (duurzaam product). Je wordt pas eigenaar van de auto na de laatste termijnbetaling.
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling
Slide 18 - Quiz
De kredietnemer is:
A
Degene die het geld leent
B
Degene die het geld uitleent
Slide 19 - Quiz
Je dient variabele rente te betalen over het geleende bedrag.
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling
Slide 20 - Quiz
Je betaalt meestal periodiek een vaste maandlast (annuïteit) bestaande uit aflossing en interest.
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling
Slide 21 - Quiz
Welke twee kredieten sluit je af bij een onderliggend duurzaam consumptief product.
A
Persoonlijke lening
B
Doorlopend krediet
C
Huurkoop
D
Koop op afbetaling
Slide 22 - Quiz
Je hebt 5 jaar lang € 1.000 geleend. De maandelijkse termijn is € 19,67. Bereken de totale kredietkosten.
Slide 23 - Open question
Je hebt € 2.500 geleend. Je lost aan het einde van ieder jaar af. Het eerste jaar betaal je € 112,50 rente. Wat is het rente percentage?
Slide 24 - Open question
Annelies heeft een annuïteiten hypotheek afgesloten van € 200.000 Looptijd 30 jaar, rente 5% per jaar. Maandelijkse annuïteit € 13.010,29 Hoeveel bedraagt de rente in jaar 2?