Le verbe 'savoir' Bron G chapitre 6 (19 mei)

Bonjour 3Vb
mercredi 19 mai

les objectifs et le programme

* aan het eind van de les ken ik de betekenis van het werkwoord "savoir" en ken ik een paar vormen van dit werkwoord
* je hebt geoefend met leesvaardigheid
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Bonjour 3Vb
mercredi 19 mai

les objectifs et le programme

* aan het eind van de les ken ik de betekenis van het werkwoord "savoir" en ken ik een paar vormen van dit werkwoord
* je hebt geoefend met leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Tu sais conjuger le verbe 'savoir'? (Bron G chapitre 6 page 75 livre de textes)
Quelques exemples:

-Je sais que ton nom est Jules.
-Il sait que j'ai 32 ans.
-Nous savons le titre de ce film.
-Elles savent bien jouer au foot!
-Vous n'avez pas su qu'il est prof de français?

Slide 4 - Slide

Après les phrases...
Quelle est la traduction du verbe 'savoir'?
A
weten
B
hebben
C
kunnen
D
zien

Slide 5 - Quiz

présent (tegenwoordige tijd)

 ik weet/ik kan
jij weet/jij kan
hij/zij/men weet/kan (il/elle/on)
wij weten/wij kunnen
jullie weten/jullie kunnen of 
   u weet/u kan
zij kunnen (ils/elles)

Slide 6 - Slide

ik heb geweten/ik heb gekund
hulp ww avoir + VD
Imparfait: ik wist/ik kon 
TT nous vorm -ONS + uitgangen

Slide 7 - Slide

futur simple (toekomende tijd)
ik zal kunnen/ik zal weten


Slide 8 - Slide

Tu ... quelle est la capitale de la France?
A
sait
B
sais
C
savons
D
savent

Slide 9 - Quiz

Elles ... que leur mère aime des bonbons.
A
sait
B
sais
C
savons
D
savent

Slide 10 - Quiz

Je/J' ... que Bart avait une nouvelle voiture.
A
ai savoiré
B
ai su
C
as su
D
ai sue

Slide 11 - Quiz

Elles ... que j'aimais cette robe.
A
savaient
B
savait
C
savais
D
savions

Slide 12 - Quiz

Il (savoir - présent) tous les mots du test!

Slide 13 - Open question

Nous (savoir - passé composé) sa couleur préférée.

Slide 14 - Open question

Comment est-ce que vous (savoir - passé composé) ça?

Slide 15 - Open question

Traduisez la phrase:
Papa sait bien jouer au foot (voetballen)!

Slide 16 - Open question

Welke vorm is goed?
Nous ....... jouer au tennis
(futur simple)
A
sauras
B
saura
C
saurons
D
sauront

Slide 17 - Quiz

Laatste vraag: Welke vorm is goed?
Tu ....... que c'était son anniversaire?
(imparfait)
A
sais
B
savais
C
savait
D
sauras

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Kies één van de twee teksten 
(je krijgt hier ongeveer 10 minuten voor)
1) Une journée à Paris
2) Projets pour les vacances

Lees de tekst en maak de vragen. Kijk goed of je begrijpt wat de vraag betekent. De vragen worden in het Frans gesteld!

Klaar? Vraag het antwoordblad
Vertaal de tekst en vragen voor jezelf; maak gebruik van je woordenlijst uit je tekstboek

Slide 20 - Slide

Au travail!
* Maak het werk van de studiewijzer van deze week!
* tijd om te laten aftekenen
* oefen nog eens met het werkwoord "savoir" op www.verbuga.eu

Slide 21 - Slide