Examentraining M & C Les 1

1 / 34
next
Slide 1: Slide
MarketingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Welke onderwerpen gaan we benadelen?
  • Product
  • Prijs
  • Distrubutie
  • Online en Offline marketing
  • Wet en gedragscode

Slide 2 - Slide

Welk element behoort tot de productmix
A
Prijs
B
Service en garantie
C
Distributie
D
Reclame

Slide 3 - Quiz

Wat is E-marketing?
A
Reclamefolders
B
Telefonische verkoop
C
Marketing uiting via web en apps
D
Reclame van LEGO- LAND

Slide 4 - Quiz

Wat is telemarketing?
A
Telefonisch verkoop
B
Telefonisch enquête
C
Whatsapp berichten ontvangen van je vrienden
D
E-mail ontvangen

Slide 5 - Quiz

Wat is actiemarketing?
A
Reclamebord van Unicef
B
Coca - Cola blikjes uitdelen
C
Imago verbeteren van het bedrijf
D
Hamsteren (AH)

Slide 6 - Quiz

Wat is een missie en visie?

Slide 7 - Open question

Missie en visie
Missie: Wat is het doel van het bedrijf, wat zijn de normen en waarden, waarvoor staan ze!

Visie: Waar willen ze naar toe, wat willen ze bereiken.

Slide 8 - Slide

SWOT-analyse

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Kenmerken van diensten
Ontastbaarheid: Je kunt het niet vastpakken, diensten hebben geen fysieke eigenschappen
Vergankelijkheid (vooraad is onmogelijk): een dienst is zo lang als deze wordt aangeboden, als je een wasmachine koopt, staat die er over vijf jaar nog. Een dienst is alleen op het moment dat deze wordt geleverd.
Heterogeniteit (moeilijk te standaardiseren):
Omdat diensten zo vergankelijk zijn is het moeilijk om er een bepaalde standaard voor te maken. Bijv een wasmachine gaat 10 jaar mee en wast x liter per wasbeurt. Het is lastig om een prijs voor een dienst te bepalen.
Interactieve consumptie (de afnemer produceert ermee): De consument bedenkt en creëert samen op dat moment met het product. Je eigen toppings kiezen bij een ijsje.
Gelijktijdigheid van productie en consumptie (vallen samen):
Je verbruikt ze op het moment dat het gebruikt wordt, docent geef les over marketing (produceert) en de leerling leert daarvan (consumeert)

Slide 13 - Slide

Waar staan de letters SWOT voor
A
Sterkte - Zwakte- Winst - Groei
B
Sterkte - Zwakte- Kansen - Gokken
C
Sterkte - Zwakte- Kansen - Bedreigingen
D
Sterkte - Gokken- Kansen - Groei

Slide 14 - Quiz

Petra en Jill willen een stofzuiger kopen. Ze gaan naar de BCC. Het maakt niet uit welke merk de stofzuiger is, de stofzuiger moet 1500W zijn en zonder een zak.
A
Expressief
B
Instrumenteel

Slide 15 - Quiz

Voor welk product houd je eerst een onderzoek voordat je het koopt?

Slide 16 - Open question

Welke producten hebben wij altijd nodig?

Slide 17 - Open question

De Copeland classificatie

Slide 18 - Slide

Unsought goods
Waar je niet snel aan zult denken, je weet van het bestaan, maar je wilt het nu niet aanschaffen.

Slide 19 - Slide

Convenience goods
Wil je weinig moeite doen. Koop je heel vaak zonder er echt bij na te denken.

Slide 20 - Slide

Shopping goods
Meer moeite doen. Voor je het gaat kopen ga je rondkijken en vergelijken.

Slide 21 - Slide

Specialty goods
Heel veel moeite doen. 
Je onderzoekt, vergelijkt, haalt informatie uit internet, leest reviews.

Slide 22 - Slide

Indeling van goederen naar vraag
Er is geen relatie tussen 2 producten. 

Als de vraag naar zout stijgt dan zullen de consumenten niet minder bier drinken.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Goederen
Indifferente goederen
- Geen relatie tussen  goederen.
Als de consument meer gaat verdienen, kopen ze niet meer trouwjurken of minder zout.
Substitutiegoederen
- Zijn goederen die elkaar kunnen vervangen.
Coca Cola wordt duurder dan koop ik ijsthee.
Complementaire goederen
- Zijn goederen die elkaar aanvullen!
Als je koffie koopt moet je ook koffiefilters kopen!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide