Vraagzinnen klas 2 week 14

Vraagzinnen



1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraagzinnen



Slide 1 - Slide

Zinnen vragend maken
  • Vraagzinnen  zonderz vraagwoord
  • Vraagzinnen met t vraagwoord 

Slide 2 - Slide

2 manieren om een zin vragend te maken

zonder vraagwoord. Dit zijn gesloten vragen (ja/nee)


 

  • 1 . Vraagteken achter de normale zin (vragend uitspreken :
           stem omhoog)
  • 2.  est-ce que / est-ce qu' + gewone zin



Slide 3 - Slide

Een vragende zin met vraagwoord (open vraag)


 Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + persoonsvorm?

VOORBEELDEN:

  • Quand est-ce que tu arrives?
  • Pourquoi est-ce que tu viens?
  • Comment est-ce qu'elle s'appelle?
  • Qu'est-ce que tu vois?

== Deze manier kan altijd! ==

Slide 4 - Slide

Maak de juiste combinaties van de vraagwoorden.
wie
wat
waar
wanneer
hoe
hoe veel
combien
qui
qu'est-ce que/ qu'est-ce qui
quand
comment

Slide 5 - Drag question

Welke vraag is niet goed?
A
Ton frère est souvent malade?
B
Est- souvent malade ton frère ?
C
Est-ce que ton frère est souvent malade?

Slide 6 - Quiz

Welke vraag is niet goed?
A
Comment tu t'appelles?
B
Comment est-ce que tu t'appelles?
C
Comment t'appelles-tu?
D
Comment tu appelles?

Slide 7 - Quiz

Poser des questions

Op welke 3 manieren maak je zinnen vragend in het Frans met vraagwoorden?

1.


2.


3.


timer
3:00

Slide 8 - Slide

Est-ce que vous avez encore des questions?
ou

Vous avez encore des questions? 

Slide 9 - Slide

Andere manieren:



O + PV  +  vraagwoord

  • vb. Tu arrives quand?

Vraagwoord + O + PV

  • vb. Pourquoi tu es en retard?

Vraagwoord + PV + O

  • vb. Où est-il?


Slide 10 - Slide