Taal Compleet A1 Thema 7

Taal Compleet A1 Thema 7
REIZEN
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taal Compleet A1 Thema 7
REIZEN

Slide 1 - Slide

Hoe leer je een taal?

Slide 2 - Mind map

Zo leer ik goed Nederlands
  • Ik praat Nederlands met Nederlanders
  • Ik lees Nederlandse boeken
  • Ik kijk Nederlandse tv en films
  • Ik luister Nederlandse muziek en podcast
  • Ik ga op een sport of hobbyclub: zo maak ik Nederlandse vrienden
  • Ik zoek een bijbaantje

Slide 3 - Slide

Je eigen woordenschrift
- Woorden kennen is HEEL BELANGRIJK om de taal te leren
- Je schrijft woorden op in jouw woordenschrift
- Je gebruikt het woordenschrift bij elke les
- Je hebt je schrift dus elke dag bij je
- Je zoekt de woorden die je niet kent op
- Je schrijft ze op in jouw woordenschrift





Slide 4 - Slide

Belangrijke schoolwoorden
Omcirkelen: Zet een cirkel/ rondje om het goed antwoord 
Onderstrepen: Zet een streep onder het goede antwoord
Doorstrepen: Zet een streep door het foute antwoord
Aankruisen: Zet een kruis(je) voor, bij het goede antwoord
Doorkruisen: Zet een kruis(je) door het foute antwoord
Aanvinken: Zet een vinkje (check) voor, bij het goede antwoord
Invullen: Vul het antwoord in

Slide 5 - Slide

Ik ga op reis
Ga naar pagina 226 in jouw boek, luister naar de tekst en maak oefening 2

Slide 6 - Slide

Vragen stellen met een vraagwoord
Wie is die jongen?
Wat eten we vanavond?
Waar woon je?
Wanneer begint de les?
Hoeveel dagen is de winkel open?
Waarom doe je dat?
Welke dag is het?                                                               Vergeet het vraagteken niet ?
Schrijf de vraagwoorden in je woordenschrift

Slide 7 - Slide

Stel een vraag aan de juf

Slide 8 - Mind map

Hoe?
Hoe gaat het?
Hoelang duurt de les?                           Gaat over de tijd
Hoe lang bent u?                                      Gaat over de lengte

Schrijf de vraagwoorden in je woordenschrift
Maak zelfstandig (=alleen):
Luister naar de tekst 7.2 en maak oefening 11 en 12

Slide 9 - Slide

7.3 Regels in het verkeer
Zelfstandig (= alleen)
Lees de tekst 14 stil
Schrijf alle blauwe woorden in je woordenschrift en vertaal ze
Maak oefening 15, 16, 17, 20, 21
Klaar? Maak in je schrift zinnen met de vraagwoorden.
Luisteren met de klas
18 en 19


Slide 10 - Slide

7.4 Kunnen
Ik kan schrijven
Jij kan/ kunt schrijven
Hij/Zij kan schrijven
U kan/kunt schrijven
Wij kunnen schrijven
Jullie kunnen schrijven
Zij kunnen schrijven

Slide 11 - Slide

7.4 Mogen
Ik mag naar school.
Jij mag naar school.
Hij/zij mag naar school.
U mag naar school.
Wij mogen naar school.
Jullie mogen naar school.         Lees 22 goed.
Zij mogen naar school.               Maak 23 t/m 28

Slide 12 - Slide