6.2 Biotoop onder de loop

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

6.2 Biotoop onder de loop

blz. 169

Wat gaan we doen?

Vorige les

Leerdoelen

Uitleg

Aan de slag 

Terugblik

In welke 4 rijken kan je organisme indelen?

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?

1. 1=Schimmel 2=Bacterie
2. 1=Schimmel 2=Dier
3. 1=Bacterie 2=Schimmel
4. 1=Bacterie 2=Dier

Je ziet hiernaast 2 cellen. Van wie zijn deze cellen?

1. 3=Schimmel 4=Plant
2. 3=Schimmel 4=Dier
3. 3=Plant 4=Schimmel
4. 3=Plant 4=Dier

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 169.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 

Leerdoelen

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Uitleg

Biotoop --> omgeving met juiste 

                         leefomstandigheden

Factoren --> omstandig heden uit 

                           de natuur

Abiotische factoren -->

 niet-levende omstandigheden

Biotische factoren -->

 levende omstandigheden

Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 169.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 

Aan de slag

Maak opdrachten 3, 4, 5 en 6 op blz. 121.

Klaar? bedenk zelf nog een biotoop en de bijbehorende biotische en abiotische factoren. 

Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 169.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 

Leerdoelen

Je kunt uitleggen hoe leefomstandigheden in een bepaald gebied kunnen verschillen met behulp van blz. 169.

Je kunt factoren uit de omgeving noemen die invloed hebben op organismen aan de hand van de begrippen abiotische en biotische factoren. 

Leerdoelen

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Uitleg

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Aan de slag

Maak opdrachten 7, 8, 9, 12, 13 en 16 op blz. 122.

Klaar? maak opdrachten 10, 11, 14 en 15 op blz. 123.

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Leerdoelen

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Uitleg

biodiversiteit --> hoeveelheid verschillende organismen in een biotoop, hoe meer hoe groter.

Natuurontwikkeling --> maatregelen die worden genomen om de biodiversiteit te vergroten. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Aan de slag

Maak opdrachten 17, 18 en 19 op blz. 125

Klaar? maak opdracht 21 op blz. 126.

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Leerdoelen

Je kunt uitleggen dat elke soort een eigen leefomgeving heeft met het begrip concurrenten.

Je kunt uitleggen hoe planten en dieren samenleven in een gebied met het begrip habitat. 

Je kunt uitleggen hoe een gebied natuurlijker en soortenrijker wordt met de begrippen biodiversiteit en natuurontwikkeling.

Terugblikken