Woordsoorten tweede les

Woordsoorten
WW, LW, ZN, BV en VZ
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten
WW, LW, ZN, BV en VZ

Slide 1 - Slide

lidwoord
zelfstandig-
naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
De
sportieve
jongen
voetbalt.

Slide 2 - Drag question

Is kochten een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 3 - Quiz

Theorie werkwoorden 
Een werkwoord is een woordsoort.
Een werkwoord zegt wat iets of iemand kan doen
of wat er gebeurt.
In een zin staat tenminste één werkwoord.

Er zijn werkwoorden met een onduidelijke betekenis zoals: hebben, zullen, kunnen, worden of zijn. 
Een werkwoord kan je vervoegen: lach, lacht, lachen, lachte, lachten, gelachen, lachend.

Slide 4 - Slide

Lidwoord (lw)
  •   3 lidwoorden 
  •   De, het, een 
  •  Lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
  • Tussen het lidwoord en een zelfstandig naamwoord kan nog een ander woord staan, bijvoorbeeld het blauwe tasje.

Slide 5 - Slide

Lidwoorden
  1. De (bepaald lidwoord) (blw)
  2. Het (bepaald lidwoord) (blw)
  3. Een (onbepaald lidwoord) (olw)

  • De vader en het kind zitten in een vliegtuig.



Slide 6 - Slide

Zelfstandige naamwoorden (ZN)
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 7 - Slide

De blonde jongen is zijn rugtas vergeten.


Wat is in deze zin 
een zelfstandig naamwoord?
timer
0:30
blonde
jongen
rugtas
is

Slide 8 - Drag question

Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
  • Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Over een zelfstandig naamwoord dus.

  • De blauwe trui
  • De aardige vrouw
  • Het mooie eendje zwemt in de gracht.
  • De eend is mooi (een BN kan dus ook achter het ZN staan)

Slide 9 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het materiaal waarvan iets gemaakt is en eindigt vaak op -en


De gouden ring

Maar: de plastic tas (zonder -en)

Slide 10 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
een
doos
de
trui
de
tassen

Slide 11 - Slide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz

Welk woord is het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord in de zin?

Je kunt in de koude winter je mooie handen het best beschermen met leren handschoenen.
A
koude
B
mooie
C
beschermen
D
leren

Slide 13 - Quiz

Schrijf de zin op en vul de woordsoort aan 


  • Ik WW een ZN.
  • Ik eet een boterham.
  • Ik lees een boek.
  • Ik heb een zusje
  • ... 
OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord
WW = werkwoord

Slide 14 - Slide

Ik hou van ZN en ZN.

OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord
WW = werkwoord
timer
1:00

Slide 15 - Slide

Ik hou van BN ZN en BN ZN.

OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord
WW = werkwoord
timer
1:00

Slide 16 - Slide

BLW huis langs BLW sloot is al heel oud.

OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord
WW = werkwoord
timer
1:00

Slide 17 - Slide

Ik ga op vakantie naar ZN 
en neem OLW S-BN ZN mee.
OLW = onbepaald lidwoord
BLW = bepaald lidwoord
ZN = zelfstandig naamwoord
BN = bijvoeglijk naamwoord
WW = werkwoord
timer
1:00

Slide 18 - Slide

Nog een nieuwe woordsoort...

Slide 19 - Slide

Voorzetsels 
... geven plaats, tijd of oorzaak/reden aan
tijdens, gedurende
om, vanwege, wegens

Slide 20 - Slide

Werkwoorden met vast voorzetsel
houden van
bang zijn voor  
deelnemen aan 
gek zijn op
luisteren naar
lijken op

Slide 21 - Slide

Let op bij scheidbare werkwoorden
uitleggen                                             legt uit

afwassen                                              wast af

opruimen                                               ruimt op
              

...tot hier de theorie!

Slide 22 - Slide

Welke zelfstandig naamwoorden zie je in deze zin?
"Het is mijn doel om vaker te gaan sporten in de sportschool. "

Slide 23 - Open question

Het lidwoord 'een' is een:
A
Bepaald lidwoord
B
Onbepaald lidwoord

Slide 24 - Quiz

Het is een
A
bepaald lidwoord
B
onbepaald lidwoord

Slide 25 - Quiz

Lidwoord
zelfstandig naamwoord
timer
1:00
Een 
aanrijding 
op 
de 
snelweg 
zorgt 
meestal 
voor 
een  
lange 
file.

Slide 26 - Drag question

Jumbo
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 27 - Quiz

Ik heb een WOLLEN trui
A
zelfstandig naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord

Slide 28 - Quiz

Tekst
Zelfstandig naamwoord
Bijv. naamwoord
timer
1:00
huisarts
wit
fiets
groot
duur
jong
nieuw
oma 
interessant
klaslokaal

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Video