This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
3.2 Wat kost dat?
We gaan voor winst!
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je leert wat een consumentenprijs is en kunt deze berekenen
Je leert wat de brutowinstmarge is en kunt deze berekenen
Je leert wat een kostprijs is en kunt hiermee rekenen
Slide 2 - Slide
Een ander woord voor afzet =
A
omzet
B
verkoopprijs
C
aantal verkochte artikelen
D
inkoopwaarde
Slide 3 - Quiz
Lahdo BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de bruto winst?
A
€ 20.000
B
€ 5.000
C
€ 30.00
D
€ 10.000
Slide 4 - Quiz
ahdo BV heeft een goede maand Juni gehad. De volgende gegevens zijn bekend; omzet = € 45.000, De inkoopwaarde van de omzet bedroeg € 25.000 en de bedrijfskosten waren € 15.000. Wat is de Netto winst?
A
€ 5.000
B
€ 20.000
C
€ 10.000
D
€ 15.000
Slide 5 - Quiz
Wat gaan we doen?
Tweetallen nakijken huiswerk opdracht 1 t/m 10
Klassikaal bespreken 3.2 Wat kost dat
Tweetallen maken 11 t/m 24 (niet af = huiswerk)
Slide 6 - Slide
Nakijken
Tweetallen nakijken huiswerk m.b.v. nakijkboekjes
Slide 7 - Slide
3.2 Wat kost dat?
Verkoopprijs kun je op twee manieren berekenen.
1. Door bij de inkoopprijs een bedrag op te tellen. (brutowinstmarge)
2. Door een percentage van de inkoopprijs te nemen en dat bij de inkoopprijs te tellen
(bruto winst gebruik je voor 1. bedrijfskosten 2 Winst