3.4 marktvormen

Planning
- Korte terugblik
- Instructie marktvormen
- werken aan de opdrachten

Aan het einde van de les: 
- weet jij welke 4 marktvormen er zijn.
- weet jij wat de kenmerken van deze marktvormen zijn.

1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning
- Korte terugblik
- Instructie marktvormen
- werken aan de opdrachten

Aan het einde van de les: 
- weet jij welke 4 marktvormen er zijn.
- weet jij wat de kenmerken van deze marktvormen zijn.

Slide 1 - Slide

Marktvormen
Wat weet jij al van het begrip: 'marktvormen'?

Slide 2 - Slide

Marktvormen
Soorten marktvormen:
1. Volkomen concurrentie 
2. Monopolistische concurrentie 
3. Oligopolie 
4. Monopolie 

Slide 3 - Slide

Volkomen concurrentie:
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Homogeen product: klant maakt geen onderscheid.

Monopolistische concurrentie
- Veel aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen product: klant maakt wel onderscheid


Slide 4 - Slide

Oligopolie:

- Weinig aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen product

- Gevaar voor prijzen-
oorlog.


Slide 5 - Slide

Oligopolie:

- Weinig aanbieders
- Veel vragers
- Heterogeen product

- Gevaar voor prijzen-
oorlog.


Slide 6 - Slide

Monopolie
- Één aanbieder
- Veel vragers
- Prijs komt niet tot stand door marktwerking!

Slide 7 - Slide

Marktvormen
1. Volkomen concurrentie -> slechte machtspositie.
2. Monopolistische concurrentie ->klein beetje macht.
3. Oligopolie -> goede machtspositie.
4. Monopolie -> extreem goede machtspositie.

Slide 8 - Slide

Welke marktvorm hoort bij de markt van telefoons.
A
Oligopolie
B
Monopolistische concurrentie
C
Monopolie
D
Volkomen concurrentie

Slide 9 - Quiz

Wanneer is er sprake van een monopolie?
A
Als er weinig aanbieders zijn en veel vragers
B
Samen met kerstmis bordspellen spelen
C
Als er veel aanbieders zijn en veel vragers
D
Als er één aanbieder is en veel vragers

Slide 10 - Quiz

Hoe ontstaat een evenwichtsprijs?
A
Dit ligt aan de evenwichtshoeveelheid
B
Waar de vraag gelijk is aan het aanbod. hier ontstaat de prijs.
C
Dit mag de winkelier zelf bepalen.
D
Zodra het evenwicht is gevonden tussen inkomsten en uitgaven.

Slide 11 - Quiz

En nu...
- Maken opdracht 40 t/m 47 
- Probeer eerst elkaar te helpen

Slide 12 - Slide