Welkom Theorie over schoonmaken boekje "ruimtes gebruiksklaar maken" Presenteren doelgroepen poster Doe opdracht: interview service gericht
Aftekenlijst BGO door nemen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1
This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
Programma 11 oktober
Welkom Theorie over schoonmaken boekje "ruimtes gebruiksklaar maken" Presenteren doelgroepen poster Doe opdracht: interview service gericht
Aftekenlijst BGO door nemen
Slide 1 - Slide
Opdracht 'maak je eigen quiz'
Doe deze opdracht in een groep van twee. Maak een quiz over schoonmaakmiddelen en veiligheid.
De quizvragen gaan over schoonmaakmiddelen en waarvoor je ze gebruikt. Maak gebruik van plaatjes. Er moeten ook vragen in staan over veiligheid en schoonmaken. Zie blz. 16 in het boek 'Ruimtes gebruiksklaar maken' voor een voorbeeld. Maak 10 meerkeuze vragen. Maak de quiz op papier of maak een digitale quiz. Speel de quizzen in de klas. Terugkijken: geef de andere groep feedback op het spel.
Slide 2 - Slide
Schoonmaken
Schoonmaakmiddelen
Slide 3 - Slide
Regels bij schoonmaken
1. Werk van boven naar beneden
2. Werk van achter naar voren
3. Werk van droog naar nat
4. Werk van schoon naar vies
5. Eindig altijd met de vloer
Slide 4 - Slide
Juul maakt schoon van achter naar voren. Is dit goed?
A
nee
B
ja
Slide 5 - Quiz
Jeffrey gaat de badkamer schoonmaken. Wat maakt hij als eerste schoon?
A
Toilet
B
Wasbak
C
Vloer
D
Spiegel
Slide 6 - Quiz
Een gouden regel bij schoonmaken is: werk van boven naar beneden
A
Waar
B
niet waar
C
Soms
Slide 7 - Quiz
Hoe moet je schoonmaakmiddelen gebruiken
A
Een klein beetje
B
Met een spons
C
Maakt niet uit
D
Volgens de instructies
Slide 8 - Quiz
Allesreiniger is een schoonmaakmiddel om
A
Sanitair mee schoon te maken
B
Om te vloer mee te dweilen
C
Interieur schoon te maken
D
de afwas mee af te wassen
Slide 9 - Quiz
Wat is dit voor schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
Chloor
C
Afwasmiddel
D
Ruitenreiniger
Slide 10 - Quiz
Wat is GEEN schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
Sanitairreiniger
C
Alcohol
D
Schuurmiddel
Slide 11 - Quiz
Wat is dit voor schoonmaakmiddel?
A
Afwasmiddel
B
Schuurmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Allesreiniger
Slide 12 - Quiz
Hoe heet dit schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
Afwasmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Schuurmiddel
Slide 13 - Quiz
Wat is geen huishoudelijke taak?
A
Stoffen
B
Stofzuigen
C
Tandenpoetsen
D
Moppen
Slide 14 - Quiz
Gevarensymbolen
Gevaarlijke stoffen zijn herkenbaar aan gevarensymbolen
Elk gevaar heeft zijn eigen symbool
Als je werkt met gevaarlijke stoffen moet je jezelf beschermen
Slide 15 - Slide
Wat betekent dit symbool?
A
Giftige stoffen
B
gevaar gezondheid
C
schadelijke of irriterende stoffen
D
gevaar milieu
Slide 16 - Quiz
Wat betekent dit symbool?
A
Niet in de wasbak doen
B
Alleen mengen met water
C
Niet mengen met andere middelen
Slide 17 - Quiz
Wat betekent dit symbool?
A
Let op: Botten in de grond
B
Let op: Gevaar
C
Let op: Giftig
D
Let op: Schadelijk
Slide 18 - Quiz
Wat betekent dit symbool?
A
Gevaar voor de gezondheid
B
Giftige stoffen
C
Gevaar voor het milieu
D
Schadelijke stoffen
Slide 19 - Quiz
Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je dan op letten bij het gebruik?
A
Handschoenen gebruiken
B
Niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
Niet buiten gebruiken, het is slecht voor het milieu
D
Niet inademen of op de huid laten komen
Slide 20 - Quiz
Als je dit symbool ziet staan op een schoonmaakmiddel, waar moet je dan op letten bij het gebruik?
A
Handschoenen gebruiken
B
Niet mengen met andere schoonmaakmiddelen
C
Niet buiten gebruiken, het is slecht voor het milieu
D
Niet inademen
Slide 21 - Quiz
Als een schoonmaakmiddel schadelijk is voor het milieu wat voor symbool staat er dan op het product?
A
Allemaal afgestorven planten
B
Een grafsteen bij een boom
C
Een boom en een dood visje
D
Een ton met een gele sticker
Slide 22 - Quiz
Als een schoonmaakmiddel bijtend is wat voor symbool staat er dan op het product?
A
Reageerbuisjes
B
Een doodshoofd
C
Een handschoen
D
Een maatbeker
Slide 23 - Quiz
Waar staan de symbolen van een schoonmaakmiddel?
A
Op de dop
B
Op het etiket
C
Onder de verpakking
D
Op het schap in de winkel
Slide 24 - Quiz
Welke nieuwe woorden heb je geleerd tijdens deze lesson-up?
Slide 25 - Open question
Schoonmaken
Slide 26 - Mind map
Oefening
Haal bij je docent een schoonmaakmiddel.
Waar gebruik je dit schoonmaakmiddel voor?
Welk gevarensymbool staat er op?
Teken zelf een gevaren symbool.
Slide 27 - Slide
Welk schoonmaakmiddel heb jij bekeken? Waar is het voor?