BS2: Het oog

Goedemorgen!
This is the place to   Bio
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Goedemorgen!
This is the place to   Bio

Slide 1 - Slide

Basisstof 2: 
Het oog

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  1. Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten.
  2. Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten.
  3. Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je dieptie kunt zien.

Slide 3 - Slide

Harde oogvlies en hoornvlies
Het harde oogvlies
beschermt het binnenste van het oog.

Het hoornvlies is doorzichtig en beschermt de voorzijde van het oog.

Slide 4 - Slide

Iris en pupil
De spieren in de iris regelen de grootte van de pupil.
De pupil is dus geen fysieke structuur, maar een gat in de iris.

Slide 5 - Slide

Pupilreflex
De pupilreflex is een vaste reactie van de spieren in het straalvormig lichaam op een te grote hoeveelheid licht.

Dit beschermt de zintuigcellen op het netvlies.
Reflex
Weet je nog? Een reflex is een vaste, onbewuste (automatische) reactie (van spieren) op een bepaalde prikkel.

Slide 6 - Slide

Glasachtig lichaam
Doorzichtig gedeelte binnen in het oog.

Functies:
- vorm van het oog
- houdt het netvlies op zijn plaats


Slide 7 - Slide

Vaatvlies
Laag met bloedvaatjes tussen harde oogvlies en netvlies.
Het gekleurde gedeelte van het vaatvlies noemen we iris.

Functies:
- het oog van voedingsstoffen en zuurstof voorzien en afvalstoffen afvoeren



Slide 8 - Slide

Voorste en achterste oogkamer
De voorste oogkamer ligt tussen het hoornvlies en de iris.

De achterste oogkamer ligt tussen de iris en de lens.

De oogkamers zijn gevuld met vocht.
Oogkamervocht
Het straalvormig lichaam in een oog van de mens is bedekt met een laag epitheelcellen. Deze epitheelcellen geven door middel van actief transport ionen en voedingsstoffen af aan het oogkamervocht. Als gevolg van osmose komt vervolgens water in het oogkamervocht. Het oogkamervocht wordt in normale omstandigheden afgevoerd via een afvoergang die uitmondt in een ader P (zie afbeelding )

Slide 9 - Slide

Het straalvormig lichaam
Het straalvormig lichaam is een circulaire spier die ligt rondom de lens. Het is verbonden met de lens door middel van de lensbandjes.

Ontspannen is de spier dun en staan de lensbandjes strak. Hierdoor trekken de lensbandjes aan de ooglens.
Aangespannen is de spier dik en hangen de lensbandjes los. Hierdoor trekken de lensbandjes niet aan de ooglens.

Slide 10 - Slide

Het netvlies
Het netvlies is de binnenste wand achterin het oog en is gevuld met lichtgevoelige receptoren (= cellen).

Gele vlek: Alleen maar kegeltjes. Als je je focust op een object of persoon, valt het licht op de gele vlek.

Blinde vlek: Geen staafjes en kegeltjes: oogzenuw gaat hier het oog uit, dus wordt het netvlies "onderbroken".


Kegeltjes = Kleur + scherp zien
Staafjes = contrast (licht/donker)

Slide 11 - Slide

Octopussen hebben geen blinde vlek!

Slide 12 - Slide

Accommoderen: boller/platter worden van de lens
Rol van het straalvormig lichaam bij accomodatie

Slide 13 - Slide

Bijziend- en verziendheid

Bijziend = voorwerp veraf geeft geen scherp beeld. Oplossing: correctie met negatieve lens.

Verziend = voorwerp dichtbij geeft geen scherp beeld. Oplossing: correctie met positieve lens.

Slide 14 - Slide

Lichtbreking door lenzen (1)
Als lichtstralen overgaan van het ene medium naar het andere medium (gas, vloeibaar, vast), wordt het licht gebroken. Dit gebeurt ook door de ooglens.

Convergeren: de lichtstralen buigen naar elkaar toe (positieve lens).

Divergeren: de lichtstralen worden gespreid (negatieve lens).

Slide 15 - Slide

Lichtbreking door lenzen (2)

In de afbeelding zie je lichtbreking door verschillende lenzen.


F is het brandpunt, hier komen de lichtstralen samen bij een bolle lens.


f is de brandpuntsafstand = afstamd van de lens tot het brandpunt.

Slide 16 - Slide

Contrast en kleuren zien

Staafjes: 
  • lage prikkeldrempel voor licht
  • Ongevoelig voor rood licht
  • waarnemen zwart-grijs-wit (contrast)

Kegeltjes:
  • Hogere prikkeldrempel voor licht
  • Waarnemen kleuren en details
  • Gevoelig voor rood of groen of blauw

Slide 17 - Slide

Donkeradaptatie
In eerste instantie is de prikkeldrempel van lichtreceptoren voor prikkels hoog. In het donker zie je eerst niets.
Na een tijdje daalt de prikkeldrempel en kun je weer zien: donkeradaptatie (donkeraanpassing).
Minimale prikkeldrempel na een half uur.
Gevoeligheid van staafjes voor blauwgroen licht veel hoger dan bij kegeltjes.

Slide 18 - Slide

Stereoscopie
  • De kruising van de uitlopers van beide oogzenuwen = 
    optisch chiasma
  • Hier gaan impulsen van het linkergedeelte van het netvlies van beide ogen naar het linker gezichtscentrum, en de rechterdelen naar het rechter gezichtscentrum.
  • De overlap van het beeld vanuit de twee ogen wordt gecorrigeerd en geeft diepteperceptie (= stereoscopie

Slide 19 - Slide

Aan de slag

Maken
Opdrachten 11 t/m 29

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Ik beheers de leerdoelen van deze les
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Waar zou je meer over willen leren?

Slide 23 - Open question

Wat vind je lastig/moeilijk?

Slide 24 - Open question