Lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Thema wonen

Hoofdstuk 2: Spelling en grammatica

Hoe ziet de les er uit?

1. Stillezen

2. Herhalen + uitleg hoofdstuk 2

3. Zelfstandig werken

4. Nakijken + opruimen + Nabespreking

5. Spelletje

Lesdoel

1. Aan het einde van de les weet jij wat een lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en een voorzetsel is.
2. Aan het einde van de les weet jij tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord een bijvoeglijk naamwoord te herkennen en te zetten.

Herhaling

Het zelfstandig naamwoord is een woord voor iets of iemand:

                Een mens

                Een dier

                Een ding

We hebben het gehad over:

lidwoorden 

        onbepaald lidwoord    bepaald lidwoord                   

           een                               de, het          

 

Herhaling

• Het lidwoord staat nooit alleen in de zin.
• Het lidwoord hoort altijd bij een ander woord namelijk....

   het zelfstandig naamwoord

Opdracht:

1. Je gaat in duo's op zoek naar zoveel mogelijk zelfstandig naamwoorden. 
2. Voor het zelfstandig naamwoord schrijf je het juiste 'bepaald lidwoord'.
3. Je krijgt hier met jouw groep 1 minuut voor!!

Het bijvoeglijk naamwoord

Het zegt iets over het zelfstandig naamwoord.

            'rode auto.'

Het staat tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord in.

           'De rode auto.'

Opdracht:

1. Het werkblad over bijvoeglijke naamwoorden wordt uitgedeeld.
2. Lees de uitleg.
3. Maak de opdracht.

Voor we aan de slag gaan...

Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.

Voorzetsel

Op, voor, naast, om...

Aan de slag!

Je gaat opdracht 3 t/m 5 in je boek maken (t/m blz. 120).

Je gaat op Studiemeter 

• thema 3 afmaken 
• werken in thema 4 t/m hoofdstuk 2

Klaar? Vraag wat je dan kunt doen.

                                         

Wat hebben wij geleerd?

1. Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
2. Het bijvoeglijk naamwoord staat tussen het lidwoord en zelfstandig naamwoord in.
3. Het bijvoeglijk naamwoord geeft je extra informatie over het zelfstandig naamwoord.