H3 H2 P1 krachten

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Assink-Lyceum

HAVO 3, Natuurkunde

Hoofdstuk 2: Krachten

Huiswerk:

Maken: Introductie (voorkennistoets) 1-4

Lees: blz 64-65

De naam van de kracht, bijvoorbeeld spierkracht, geeft aan "wat" de kracht levert.

Een (natuurkundige) kracht werkt ook altijd op iets.

De spierkracht werkt op de kar.

De veer levert veerkracht op de handen

De man levert spierkracht op het touw.

Dit zorgt voor spankracht in het touw.

Het touw levert spankracht op de muur.

welke kracht werkt hier waarop?

welke kracht werkt hier waarop?

1. plastisch
2. elastisch

1. plastisch
2. elastisch

Een basketbal die stuitert.

De zwaartekracht werkt op de bal en op het moment dat de bal de grond raakt, vervormt deze elastisch.

Daarna levert de bal

veerkracht op de grond en stuiter zo naar boven.

Lees: blz 66

De zwaartekracht lever kracht op de veer.

(m in kg, g=9,8)

De zwaartekracht zorgt voor een elastische vervorming van de veer.

F​z​​=m⋅g

Bereken de massa die aan krachtmeter B hangt

1. 3,8 kg
2. 0,38 kg
3. 3,6 kg
4. 360 gram

Bereken de massa die aan krachtmeter A hangt

1. 0,65 kg
2. 65 gram
3. 6,3 kg
4. 63 gram

Aan welke krachtmeter hangt de grootste massa ?

1. A
2. B
3. C

Huiswerk:

Lezen: 67

Maken: H2 P1 vraag 1, 2, 3

Huiswerk:

Lezen: 67

Maken: H2 P1 vraag 4, 6, 7, 9