Woordvolgorde

Test you self 1
In deze les krijg je de kans om jezelf te testen op kennis en kunde van grammatica nr 8, woordvolgorde, blz. 67 hoofdstuk 4 
Stepping Stones.
Dit ter voorbereiding van de toets van hoofdstuk 4




1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Test you self 1
In deze les krijg je de kans om jezelf te testen op kennis en kunde van grammatica nr 8, woordvolgorde, blz. 67 hoofdstuk 4 
Stepping Stones.
Dit ter voorbereiding van de toets van hoofdstuk 4




Slide 1 - Slide

Word order-Woordvolgorde
Woordvolgorde is de manier waarop een Engelse zin opgebouwd is uit woorden.

Je houdt een bepaalde volgorde aan van verschillende woorden en daar vorm je een correcte Engelse zin mee.

Slide 2 - Slide

De hulpzin om je te helpen goede zinnen in het Engels te maken

Wie-doet- wie/wat-waar-wanneer

OW- WW- LV/MV- plaats- tijd



Slide 3 - Slide

Wie-doet-Wie/wat-Waar-wanneer



Voorbeeldzin: 

He had a drink at the pub last night


Slide 4 - Slide

Plaats en tijd zet je meestal aan het einde van de zin ( de tijd mag ook vooraan, behalve bij vraagzinnen)

We went to school yesterady

Yesterday we went to school

Slide 5 - Slide

ezelsbruggetje 

PieT

plaats voor tijd




Slide 6 - Slide

I - an - old lady - helped- at the train station - yesterday.

Slide 7 - Open question

to the cinema - love - I - going.

Slide 8 - Open question

Naomi - me - with my homework - yesterday - helped.

Slide 9 - Open question

I - like - don't -this colour.

Slide 10 - Open question

She'll - here - tomorrow - be

Slide 11 - Open question

flirts - with girls - all the time - he

Slide 12 - Open question

bought - I - last month - a new phone

Slide 13 - Open question

Bijwoorden van frequentie
always = altijd
never = nooit
sometimes = soms
usually = gewoonlijk (meestal)
often = vaak
rarely = zelden

Slide 14 - Slide

Waar staan ze in de zin?

Deze woorden geven aan hoe vaak iets gebeurt.
1. Ze staan vaak voor het werkwoord.

I always get nervous before a concert.
You often go to the cinema.
We never play tennis.

Slide 15 - Slide

Waar staan ze in de zin?
2. Een bijwoord staat achter  het werkwoord, ...
als het werkwoord een vorm van 'to be' is:
am/are/is/was/were

I am always late for school.

Slide 16 - Slide

Bestuur de verschillende lessen in Lesson Up en natuurlijk de Stones, grammatica en woordjes uit hoofdstuk 4

De toets is volgende week al!

Slide 17 - Slide

Zet rarely in deze zin:
We go to a museum.

Slide 18 - Open question

Zet 'often' in deze zin.
We are doing our homework.

Slide 19 - Open question

Speaking
Tell me about..........

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Link

Word checker

Exercise 16, 17, 18, 19

page 127/128

Slide 22 - Slide

Bingo!!!

Slide 23 - Slide