Voorzetsels 3e naamval

Vandaag:
Rückblick:
- Voorzetsels 4e naamval
Ziele:
Ik weet wat er gebeurd als er een voorzetsel in de zin staat. 
Ik zie het verschil tussen de 3e en 4e naamval. 
Aufgaben:
Digitale methode
Kontrolle:
Samen de les afsluiten.

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Vandaag:
Rückblick:
- Voorzetsels 4e naamval
Ziele:
Ik weet wat er gebeurd als er een voorzetsel in de zin staat. 
Ik zie het verschil tussen de 3e en 4e naamval. 
Aufgaben:
Digitale methode
Kontrolle:
Samen de les afsluiten.

Slide 1 - Slide

voorzetsels 4e naamval

Slide 2 - Mind map

Duitse voorzetsels (blz. 67)
NL
DU
door
durch
voor
für
tegen
gegen
zonder 
ohne
om
um

Slide 3 - Slide

Durch (door)
für (voor)
gegen (tegen)
ohne  (zonder)
um  (om)

Voorzetsels: 4e naamval

Slide 4 - Slide

(door hem) bin ich zu Spät gekommen!
A
gegen ihn
B
durch ihn
C
für mich
D
durch mich

Slide 5 - Quiz

Voorzetsels 3e naamval (gramm. H)
aus (uit)
bei (bij)
mit  (met)
nach (naar)
seit (sinds)
von (van)
zu (naar toe--> je gaat naar iets of iemand toe)

Slide 6 - Slide

aus (uit)
bei (bij)
mit (met)
nach (naar)
seit (sinds)
von (van)
zu (naar toe)

Voorzetsels: 3e naamval

Slide 7 - Slide

4e nv
3e nv
durch
aus
für
bei
gegen
mit
ohne
nach
um
seit
von
zu

Slide 8 - Slide

oefenen
1. wir gehen (zonder ) ......... Fahrrad
2. Ich wohne (bij ) .......... der Haltestelle
3. Ich habe das (van ) ..... den Mann bekommen

Slide 9 - Slide

Ich komme morgen (naar jullie toe)
A
mit euch
B
gegen euch
C
zu euch
D
seit euch

Slide 10 - Quiz

Das ist (van jou)
A
bei ihm
B
von ihm
C
seit dir
D
von dir

Slide 11 - Quiz

Sie kommt (na mij)
A
nach mir
B
nach mich
C
zu mir
D
zu mich

Slide 12 - Quiz

NL
DU 4e
DU 3e 
mij
mich
mir
jou
dich
dir
hem
ihn
ihm
haar
sie
ihr
het
es
ihm
ons
uns
uns
jullie
euch
euch
hen
sie
ihnen
u
Sie
Ihnen
4e nv
3e nv
durch
aus
für
bei
gegen
mit
ohne
nach
um
seit
von
zu

Slide 13 - Slide

Ik kan de voorzetsels 3e naamval herkennen in een zin
A
ja
B
beetje
C
nee

Slide 14 - Quiz

Huiswerk maken:
Paragraaf 3.5
maken: 53+54+55+56

Slide 15 - Slide