geleed/ongeleed, morfologie

Woorden hoofdstuk 3 


Leg je boek vast op tafel, 

maar doe het nog niet open. 


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woorden hoofdstuk 3 


Leg je boek vast op tafel, 

maar doe het nog niet open. 


Slide 1 - Slide

Eigen leerdoel: hoe veel woorden ken je aan het eind van de les?

Slide 2 - Open question

Noem een neutraal woord en een subjectief woord dat past bij 'sport'.

Slide 3 - Open question

Morfologie
= de studie naar de bouw van woorden

woordvorming= manier waarop we woorden maken

Bij een samenstelling combineer je twee woorden die ieder op zich ook weer uit meer woorden kunnen bestaan
bijv: deurbel-> deur + bel

bij een afleiding-> voeg voor- of achtervoegsel toe

Slide 4 - Slide

Morfeem
Morfeem = het kleinste betekenisdragende deel van een woord
Door het toevoegen van morfemen, verandert de betekenis van het woord.

talentjes -> talent  +  je  +  s
talent=gave
je= kleine versie van het ZN (talent in dit geval)
s= meervoud van het ZN (talent in dit geval)

Slide 5 - Slide

gelede woorden -> bestaan uit meer morfemen
het woord dat het belangrijkste is binnen een geleed woord, noem je grondwoord -> talentjes

ongelede woorden-> bestaan uit één morfeem
vb groen, talent

Slide 6 - Slide

Geleed en ongeleed
Geleed:            op te delen in verschillende delen
                            denkbaar - denk+baar
Ongeleed:      niet op te delen in verschillende delen
                            denk

Slide 7 - Slide

Geleed (uit welke delen) of ongeleed?
Overleg in duo's. 

banaan
kastje
deur
spinazie
gevaarlijk

Slide 8 - Slide

Opdracht: geleed of ongeleed?

Banaan                     banaan                ongeleed
Kwastje                     kwast+je             geleed
Deur                            deur                      ongeleed
Spinazie                    spinazie              ongeleed
Gevaarlijk                 gevaar+lijk          geleed

Slide 9 - Slide

Achtervoegsels / grondwoord
Soms verandert de betekenis van een woord door een achtervoegsel. 

Voorbeelden: - loos, -je, -achtig
WaardeLOOS (zonder waarde)
BusJE(kleine bus)
JongensACHTIG (een beetje als een jongen)
Grondwoorden: basis van het woord --> waarde, bus, jongen





Slide 10 - Slide

Overleg in tweetallen. Wat is het verschil tussen een samenstelling en een afleiding?

Slide 11 - Open question

Overleg in tweetallen. Wat is het verschil tussen geleed en ongeleed?

Slide 12 - Open question

Maken...
12,13,14,16,17

Klaar? Verder met fictieopdracht/woorden leren. 

Je mag overleggen. Oortjes mogen in. Snap je iets niet? Steek je vinger op en ik kom langs. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Heb je je eigen leerdoel gehaald? Hoe komt dat?

Slide 15 - Open question

Hoe ging het samenwerken? Wat ging goed en wat kan beter?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Link